Het Uitzicht Beperkt

 

De angst voor het denken.

 

Ik heb gemerkt dat heel veel gelovigen het moeilijk vinden om los van het geloof tot een zelfstandig inzicht te komen en toch omgang blijven hebben met God. Dat laatste natuurlijk als je in een God geloofd, want dat hoeft niet vanzelfsprekend zo te zijn.

 

Je kunt je als gelovige gerust wel eens afvragen of het nodig is afhankelijk te moeten zijn van een kerk voor je zaligheid, hoewel het bezoeken of onderzoeken van de leer van de verschillende kerken een uitgangspunt kan zijn. Behalve het begrip of besef van de verschillen in de leerstellingen is het de moeite waard om te luisteren wat er aangeboden wordt. En de manier van prediken of hoe de evangelieboodschap wordt gepresenteerd kan best opbouwend zijn.

 

Op een enkele uitzondering na zal een kerkgenootschap beweren dat zij de enige juiste leer in huis hebben en dat aan te kunnen tonen door middel van een en dezelfde Bijbel. Maar wat er gebeurd is dat, onder het mom van ‘dit is de waarheid’, je beroofd wordt van de mogelijkheid zelf te denken of misschien zelfs te fantaseren over een toekomst met God. Zekerheid met betrekking tot de zaligheid van de ziel lijkt dan afhankelijk te zijn van per se dat geloof, die leer en riten.

 

Ik zelf vind het heerlijk om naar een goed gemotiveerde preek te luisteren, al lijkt die prediking wel eens op een act. Dan valt zo’n prediker bij mij direct door de mand. Maar het geeft je wel de gelegenheid om na te denken. Wat dan opvalt is de benadering en omgang met teksten of uitspraken in de Bijbel. Zo gebruiken sommige kerken ook vaak uit een door hen zelf uitgegeven Bijbel zoals de Jehova Getuigen. Toegegeven, sommige weglatingen in de door hen uitgegeven Bijbel zouden wel eens terecht kunnen zijn. Bewezen is dat een aantal verzen in het Nieuwe Testament mogelijk later zijn toegevoegd. Uit praktische overwegingen is daar natuurlijk ook wel wat voor te zeggen, want leg de Statenbijbel of de NBG-Bijbel van 1951 maar eens naast de NBV vertaling, Het Boek. Een duidelijk voorbeeld vind je in  13 vers 9:

 

…misschien zal hij dan het komende jaar vrucht dragen, en zo niet, dan kunt u hem alsnog omhakken.

 

En indien hij vrucht zal voortbrengen, laat hem staan; maar indien niet, zo zult gij hem namaals uithouwen.

 

In de nieuwe vertalingen is sprake van alleen omhakken. Veel boomsoorten zullen na alleen omhakken toch weer nieuwe takken vormen. Een goed voorbeeld is de wilg. Mijn buren hebben er een voor de deur staan. Een paar jaar geleden besloten zij hem weg te zagen want hij ontnam het uitzicht. De boom stond achter een buxusheg van ongeveer een meter tussen de rozenstruiken van de gemeente. Ze konden de boom door de dichte begroeiing tot slechts een meter boven de grond omzagen. Nog geen maand later begon hij alweer uit te lopen en nu staat hij er mooier bij als voorheen. Was de boom meteen uitgehouwen, dat wil zeggen: met wortel en al, dan was hij zeker niet teruggekomen.

 

Een ander voorbeeld is de tekst in Markus 2 vers 5. In de Statenvertaling staat:

 

En Jezus hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: Zoon, uw zonden zijn u vergeven.

 

En in de vertaling Het Boek staat:

 

‘Jezus zag dat zij er gewoon niet aan twijfelden of Hij hun vriend zou helpen. Hij zei tegen de verlamde man: “Ik vergeef u al uw zonden.”’

 

In het eerste geval zegt Hij dat de zonden van de man zijn vergeven vanwege het geloof van hem en zijn vrienden, en lijkt het een vanzelfsprekendheid te zijn. Maar in het tweede geval is er sprake van zekerheid (geen twijfel). Hij zegt: ‘Ik vergeef u al uw zonden.’

 

Jezus constateerde dat, omdat zij hun vriend pal voor Zijn voeten neerlegden, zij er niet aan twijfelden dat Hij hem zou helpen. Tussen geloven in en wel of niet twijfelen, ligt volgens mij een groot verschil.

 

Het is heerlijk om zulke verschillen te kunnen herkennen en over de voor en nadelen ervan met elkaar te kunnen praten. Er met elkaar over kunnen praten zonder als potentiële ketter te worden beschouwd. Zonder je af te hoeven vragen wat de anderen van een afwijkende gedachte zullen denken om dat de leer van het beleden geloof anders bepaalt.

 

Het voelt natuurlijk goed aan om met gelijkdenkenden op pad te zijn. Het traditionele geloven belooft ook veiligheid bij de kudde. Naast de zorg om elkaars geestelijke en sociale welzijn, leidt die bemoeienis soms helaas tot veroordeling van gewoonten en zienswijzen die niet door het geloof worden ondersteund. Dan kun je om moeilijkheden te vermijden maar beter mee blijven gaan met de stroom of stiekem toch je eigen gang te gaan. Maar ja, als je dan toch ‘betrapt’ wordt kun je op hel en verdoemenis rekenen.

 

Mijn vrouw werkte in de winkel met een meisje dat lid was van een kerk met strenge leefregels. Geen lange broeken, niet roken, geen televisie (zeker niet op zondag) en niet met het openbaar vervoer of met de auto naar de kerk op zondag. Op het werk werd de lange rok snel verwisselt voor de lange broek en in de pauze werd een sigaret opgestoken die ze van haar moeder had gepikt. Die kon er immers niets van zeggen want die rookte ook stiekem als vader niet thuis was. Die rookte zelf wel sigaren, het voorrecht van de man.

 

De angst voor betrapping en veroordeling voorkomt de gelukkige beleving van de evangelieboodschap. Waar Jezus blijmoedig opwekt tot bekering en aanspoort niet meer te zondigen, dreigt de kerk met verstoting en hel en verdoemenis. In het gezin dreigt een pak slaag van een schijnheilige vader die na de mis zich de vrijheid veroorloofd de kroeg in te duiken en (alweer) dronken thuis komt. Dat lijkt erg zwart wit, maar het gebeurt wel.

 

Ik heb zelf meegemaakt dat bekeerlingen die een kerk de rug toekeerden door familie en vrienden werden verstoten. Niet meer bij de ouders welkom waren en door vroegere vrienden werden nagewezen. Tegelijkertijd besloten anderen vanwege de gevolgen de stap niet te nemen. De angst om het (zogenaamde) veilige nest te verlaten was sterker dan het perspectief dat het uitvliegen bood. Waarmee ik niet wil zeggen dat ouders en vrienden je niet mogen beschermen tegen een in hun ogen verkeerde beslissing, integendeel. Soms hebben ze maar al te gelijk.

 

Het is goed om ouders en vrienden te hebben die je durven aanspreken op mogelijke verkeerde inzichten. Maar wat het geloof betreft ontaard een dergelijke bemoeienis algauw in geestelijke chantage. En geloof me, dat komt in alle geloofsrichtingen voor.

 

Angst in tijden van gevaar kan leiden tot paniek maar ook tot alertheid. Dat iemand op bepaalde momenten ten opzichte van een ander dapperder lijkt, wil niet zeggen dat die persoon geen angst heeft. Hij kan waarschijnlijk beter met angst omgaan en misschien is die er speciaal op getraind. Angst met betrekking tot het geloof is volgens mij altijd een kwade raadgever. Het beperkt je vrije denken en dat kan niet de bedoeling zijn van geloof. Geloof is de grote drijfveer achter alle verlangen naar kennis. En een zuivere geloofsprediking behoort geen misbruik te maken van minder zelfstandige geesten.

 

De fout licht in het feit dat vele gelovigen menen zeker te weten. Dat kan wel waar zijn in de overtuigde geest maar niet in het verstand. Het verstand, de rede, laat zich het bovenzinnelijke namelijk niet bewijzen maar alleen in overweging nemen. Een besluit is niet altijd afhankelijk van de analyse van het verstand, integendeel, soms gaan we er recht tegen in. Een analyse door het verstand geeft ook meestal meerdere mogelijkheden aan. Je kunt er zogezegd altijd twee (of meer) kanten mee op. De door het verstand voorgelegde analyse kan zeer doorslaggevend zijn, ten goede en ten kwade natuurlijk. Echter, uit het oogpunt van de religie is wat niet goed is altijd slecht of door het kwaad ingegeven. De rede, dat aanspoort tot beredenering en overdenken dat kennelijk de basis vormt tot “het goden gelijk ‘zijn, wordt hiermede ook gezien als kwaad. De gevolgen van de ‘val’ van Adam en Eva zijn een bewijs hiervan. Het zou echter zomaar kunnen zijn dat de strijd om te overleven in de vroege tijd van de mensheid een uitweg vond in het “primitieve’ geloof dat alle moeilijkheden wel eens een straf konden zijn ten gevolge van een oorzaak die men niet kende.

 

Een filosoof geeft na veel nadenken en veelal ook na diepgaand onderzoek zijn visie en geeft daarmee een voorzet in de zin van: denk daar maar eens over na. Soms doet dat veel stof opwaaien en een andere keer lijkt het niet de moeite waard. Vaak gebruiken ze heel veel woorden om iets uit te leggen en zijn daardoor niet meer te volgen. Maar ze blijven het voorbeeld voor mij van het bespreekbaar maken van een uitgewerkte uitgedachte, zonder angst voor de gevolgen of reacties er op. Gelukkig voor velen leefden ze niet allemaal tegelijkertijd. Een paar vlogen  elkaar bij leven al in de haren. Anderen werden door hun omgeving verbannen en zelfs ter dood veroordeeld vanwege hun visie. Plato dronk vergif en hield de eer aan zich zelf, terwijl anderen alsnog zwichtten voor de druk van de gevestigde orde of geloof.

 

Door alle eeuwen heen zijn er altijd denkers geweest die zich de mond niet lieten snoeren en een schat aan te overwegen gedachten hebben nagelaten en nieuwe ideeën naar voren brachten over de meest uiteenlopende zaken. Of het nu filosofie, wijsbegeerte of theologie betreft, velen van hen waren het geweten van de maatschappij in hun tijd, maar werden daar ook vaak het slachtoffer van.

 

Toch hebben we het aan het denken van deze bijzonder begaafde denkers te danken dat wij nadenken over de vele mogelijkheden en redenen van of voor het bestaan. De een leeft met het bovenzinnelijke als vaststaand feit, terwijl de ander probeert het te verklaren zoals de filosofen Swedenborg en Kant dat doen. En het is nou juist zo geweldig dat we in een tijd leven dat je er zelf ook over na mag en kan denken.

 

Zo schrijft Kant in zijn Kritiek van de zuivere rede bijvoorbeeld:

 

‘De ziel, en ook de andere ideeën, wereld en God, sporen ons aan in het proces van kennisverwerving nooit ergens bij stil te staan, maar de blik op een onbereikbaar doel te houden.’

 

 

Het onbereikbare als doel,  dat klinkt vreemd. Zeker in verhouding ziel, wereld en God. Als echter het aansporen centraal staat, komt daar een positieve eigenschap naar voren die dan alleen door de ziel wordt aangemoedigd, de hoop en uitdaging om iets door het gevormde beeld aanschouwelijk te maken. Hoe? Dat weten we nu nog niet, maar misschien ooit wel. Maar als een doel bij voorbaat onbereikbaar is,  waarom zou je het in de gaten moeten blijven houden? Dat is nu juist Kant ten voeten uit. Je behoort iets niet naast je neer te leggen zolang een idee gedacht kan worden.

 

Kant zegt ook:

 

‘Wanneer de ziel niet als een opzichzelfstaande existentie kan worden bewezen, is het niet mogelijk er eigenschappen aan toe te kennen.’

 

Met andere woorden, wat niet bewezen kan worden, kan men niet met zekerheid omschrijven. Maar je kunt er wel je blik op houden en er je gedachten over laten gaan.

 

De vrijheid van het denken maakt het mogelijk ook die dingen trachten te beschrijven die volgens velen ondenkbaar zijn. De meest vreemde gedachten blijken na eeuwen van verwerpelijke ketterij toch waar en is het onzichtbare zichtbaar gemaakt of bewezen vanwege causale verbanden. (Even terzijde: ik begrijp dat Kant met ideeën niet bedenksels of fantasieën bedoeld maar de begrippen die hij in zijn boek Kritiek van de zuivere rede beschrijft.)

 

Het is duidelijk dat de ziel zich (nog) niet laat omschrijven. Maar ik ben er van overtuigd dat er iets is dat ons aanmoedigt. Dat dit een beperkte gedachte is wordt duidelijk zodra ik het schrijf. Er blijft altijd een eerdere oorzaak noodzakelijk, hetzij creatie, hetzij causaal. Dat wil zeggen, of er is een drijvende kracht achter elke waargenomen impuls, of er is aanwijsbare oorzaak en gevolg die op zijn beurt ook weer een creatieve of een in beweging zettende grondslag heeft. Of een mogelijkheid waarop je als wetenschapper je blik op wil houden.

 

In grote mate, of misschien wel de druppel die de emmer deed overlopen, was de aanleiding van Kant tot het schrijven van Kritiek van de zuivere rede op de zienswijze van Swedenborg. Een filosoof, die op den duur helemaal bezeten leek door diens ervaringen met het bovenzinnelijke. De getuigenis van zijn belevenissen met en visioenen van de geestenwereld zijn beschreven stellige ervaringen die voor hem onbetwistbaar waren. Vervolgens spoort zijn geweten, de ziel of de rede hem aan zijn ervaringen en conclusies wereldkundig te maken.

 

Wat eerst een filosofie was, een zienswijze, werd een geestelijk werkelijkheid. Een filosofie hoeft niet per se die van de ander te zijn en ik mag best ook het ondenkbare waarnemen en trachten dat een vorm te geven of te beschrijven. Dat wil niet zeggen dat ik er van uit ga dat een ander het zonder meer zal aanvaarden. Dat was oorspronkelijk niet het doel van Swedenborg. Er is wel een beweging door ontstaan. Gedeelten van zijn werken kunnen worden gedownload van het internet.

 

Volgens mij zal het ooit mogelijk zijn de veronderstelde mogelijkheid van de ziel een denkbare plaats te geven. Een eerste oorzaak of een veronderstelde a-priori ondersteunt voor mij die gedachte. Het is heerlijk om alleen over die mogelijkheid na te kunnen denken. Of dat denken er voor een ander wat toe doet, is een andere zaak. De vrijheid om behalve visies ook theorieën met elkaar te delen, zonder elkaar te vernederen, is belangrijk.

 

Ons kennisverwervingproces wordt volgens mij juist beperkt door het algemeen aanvaarde en krijgt daardoor vanwege angst voor vernedering en miskenning niet de gelegenheid na te denken over het bovenzinnelijke omdat dit wetenschappelijk onzinnig lijkt of leerstellig als afvallig wordt beschouwd.

 

Of iets daardoor onbereikbaar is hangt af van de mate waarin men instaat wordt gesteld dat schijnbaar onbereikbare te onderzoeken en er ervaring mee op te doen, al of niet met de bedoeling te bewijzen hoe iets bestaat, werkt of bewezen wil worden, als ding, vorm of lichaam in het/een lichaam.

 

De ziel zou gezien kunnen worden als zijnde het (of een) oerdenken of zoals het in de filosofie ook wel aangeduid als kenvermogen dat a-priori aanwezig is en aanspoort tot het vergaren van kennis. De ziel zou dan het intelligente denken, misschien zelfs De intelligentie, een meegegeven goddelijke vonk als je uitgaat van God als eerste oorzaak, zijn; het bovenzinnelijke (algemeen), de eerste oorzaak (Kant) of het Goddelijke (kerk) en het systeem dat onze gedachten aanspoort en de daaruit voortvloeiende ervaringen ordent en analyseert, dat wil zeggen het a-priori aanwezige vergelijkt met de a-posteriori empirische waarnemingen.

 

Het is niet de meetbare intelligentie, het normale intelligente vermogen dat wij gewoonlijk uitdrukken in IQ, het soort intelligentie dat het mogelijk maakt creatief om te gaan met de algemene problematiek van het dagelijkse leven. De zielsintelligentie[1] prikkelt de geest van de rede zoals genot- en pijnervaringen dat doen met ons lichaam. Het laat ons overwegen of iets zinvol of nuttig is of voor herhaling vatbaar en het analyseert of de ervaring ter lering of vermaak was. Het overweegt het goed en kwaad gehalte, niet in de zin van niet goed, goed, beter en best, maar door middel van een gewetensvolle analyse, maar bepaalt geen keuze. Het intelligente denken bepaalt uiteindelijke keuze.

 

Ik stel mij zo voor dat het vermogen om te denken niet verward mag worden met alle dingen in ons dagelijks leven die ons dwingen tot het nemen van beslissingen. Het vermogen om te denken, het kenvermogen, is dus niet hetzelfde als het denken om te kunnen overleven. Het kenvermogen is a-priori aanwezig. Een oerdenken dat aanwezig lijkt te zijn vóór het handelende denken dat zich a-posteriori door onze ervaringen waarneembaar wordt gedacht en een causaal verband heeft en waardoor we door een noodzaak gedwongen worden besluiten te nemen die ons kunnen tegenstaan maar noodzakelijker wijs noodzakelijk zijn.

 

Met de ziel als zich vooralsnog niet te bewijzen aansporende idee kan ik leven. Ik denk zelfs dat zonder de aansporende eigenschap van de ziel het niet mogelijk is tot handelen te komen. De ziel wordt daardoor een a-priori intelligentie die ons in staat stelt intelligent te handelen. De ziel is dan tevens gelijktijdig bovenzinnelijk en een eerste oorzaak die nooit gevonden kan worden als ergens bestaand, en toch aanwezig in of werkzaam met het lichaam. Misschien is het maar goed dat het nooit bewezen kan worden. Ik weet zeker dat de wetenschap al snel zo proberen ook de ziel te manipuleren en dat kan nooit goed zijn.

 

Ik wil mij voor kunnen stellen dat, iets dat de mogelijkheid heeft om door middel van constante analyse onafhankelijk en zelfstandig sturing te geven aan ons a-posteriori denken, ook de eigenschap kent zichzelf terug te kunnen trekken. Hiermee bedoel ik dat de mogelijkheid zou kunnen bestaan, indien voortdurend de geanalyseerde aansporing wordt genegeerd, het contact wordt verbroken en er een zielloze en gewetenloze mens ontstaat

 

De zielsintelligentie is veel meer. Misschien zelfs dé zuivere bron voor ons zijn. En als de zielsintelligentie of de bron in staat is om de prikkels van buitenaf waar te nemen en te ordenen is het ook mogelijk dat die bron kan worden ‘vervuild’ en daardoor het vermogen om zuiver te denken afneemt. Maar dat is tegenstrijdig indien die bron goddelijk van oorsprong is. Dan denk ik dat die zich niet láát vervuilen, maar zichzelf afsluit. Tijdelijk, want ik geloof dat net zoals natuurlijke vervuiling kan worden bestreden waardoor bijvoorbeeld de zalm weer terugkeert in een rivier, ook de vervuiling die de ziel afsloot kan worden opgeruimd en weer aanspreekbaar wordt.

 

We mogen de zielsintelligentie niet vergelijken met ons intelligente denken. Het intelligente denken kan beschadigd worden bijvoorbeeld door een ongeluk, roken, alcohol of drugs. Hierdoor kunnen wel fysische of psychische stoornissen ontstaan, maar die leiden niet tot destructie van de zielsintelligentie. Wel zullen die prikkels geordend en geclassificeerd worden en een plaats krijgen in het ‘het systeem’ en het trachten te vervuilen. Pas als het lichaam echt niet meer in staat is te herstellen en afsterft,  zal de ziel beslissen het zinkende schip, het te zieke of verwaarloosde lichaam, te verlaten. Dan zijn we dood.

 

De zielsintelligentie is en blijft onafhankelijk en besluit zich van het lichaam te ontdoen als het systeem besluit dat de vervuiling te ernstig wordt en niet langer het intelligente denken kan aansporen herstellende procedures op gang te brengen. Als de zielsintelligentie het vermogen heeft om zelfstandig te handelen en besluit ons te ‘verlaten’, zal mogelijkerwijs de analyse van de a-priori en a-posteriori ervaringsprikkels niet meer plaats vinden. Het intelligente denken probeert zich krampachtig vast te houden aan de lichamelijke reserve en trachten de laatste krachten eraan te onttrekken. Maar de zielsintelligentie besluit over te gaan naar een volgende fase en spoort niet langer de rede aan. Er wordt geen doel meer gevonden om verder te leven en zal het fysieke lichaam het opgeven. Immers,  als wordt geloofd dat de ziel op enig moment wordt geschonken, ‘ingeblazen’ of bezit van ons lichaam neemt. Kan het ook van ons worden weggenomen of verlaten.

 

Zo verondersteld is de ziel of zielsintelligentie onafhankelijk van het intelligente denken en het zich mogelijk los maken van het intelligente denken. En alles wat zich verplaatst, beweegt of verandert, enz., enz., gebruikt of verbruikt energie en zal substantieel ooit aanwijsbaar of meetbaar zijn. Net zoals hersenfunctie gemeten kan worden.

 

Ik wil de zaak omdraaien. Omdat ik de zielsintelligentie als de zuivere bron beschouw, die ‘weet’ wat echt en goed is en ons het bovenzinnelijke probeert te doen laten ervaren, is het ons normale intelligente denken dat ons doet vermoeden dat er onbereikbare doelen na worden gestreefd. Ons intelligente denken toetst zich aan a-posteriori ervaringen en zal ons altijd op de een of andere manier aanzetten tot twijfel. Al is het alleen maar de analyse op verbale kritiek die heel stellig met reden onderbouwd kan zijn. Eerdere ervaringen doen ons vermoeden dat iets wel of niet bereikbaar is met de middelen die op dat moment beschikbaar zijn. Die ervaringen bepalen in sterke mate ook of iets bovenzinnelijk is of lijkt. En dan, omdat het dat niet kan begrepen of bewezen kan worden,  als onbereikbaar worden afgewezen.

 

Doelstellingen zijn interessant wanneer die voor ons toepasbare mogelijkheden inhouden. De bereikbaar hangt ook af van de mogelijkheden om die doelstellingen verwezenlijken. De zielsintelligentie spoort niet aan tot miljonair of brandweerman, maar is de oorsprong van ons denken, de bron, en spoort aan tot juist handelen waarna het intelligente denken ons laat kiezen. De zielsintelligentie spoort aan, maar kiest niet. Het streven of verlangen naar een doel wordt dus volgens mij weliswaar a-priori aangespoord maar a-posteriori beoordeeld.

 

Het ‘vinden’ van het niet perse bewezen aanschouwelijke kan dus als doelstelling gedacht worden ondanks dat de rede zegt dat het een onbereikbaar doel is. Maar dat is een conclusie voor het moment. Op dit moment zijn de mogelijkheden er nog niet om die empirisch te kunnen verklaren. Als er prikkels zijn is er energie en energie is meetbaar. Misschien bestaat er een nog niet ontdekte frequentie. Ik noem maar wat.

 

Als we de zielsintelligentie zouden kunnen benaderen, begrijpen en kunnen beleven, zouden we wellicht in staat zijn doelen te bereiken zonder geld of rakettechnologie. Als we de bron van ons denken, de zuivere intelligentie, zouden hervinden, zouden we dan anders omgaan met de rijkdommen van de aarde? Wat zou er gebeuren als de zielsintelligentie in plaats van slechts een voorstadium een altijd aanspreekbare bron kan zijn? Dat is het ook wel, maar we kunnen het niet aanvaarden als bestaand, omdat we ons laten wijsmaken dat het er niet is, dat wil zeggen, kan worden bewezen.

 

Als de ziel(sintelligentie) altijd en alleen maar als een eventuele mogelijkheid wordt benaderd blijft alles wat erover gedacht wordt bij voorbaat speculatief. Vervolgens zal men blijven zeggen dat denken erover nutteloos is, laat staan ons denken er mogelijkerwijs door te laten beïnvloeden. Voor hen die daar anders over denken is het zelfs van groot belang toenadering tot zielsintelligentie te blijven zoeken en zich er in te verdiepen. Niets dat het goede in je opwekt kan nutteloos zijn. De persoonlijke bewustwording ervan, hoe klein dan ook, kan al een bereikte doelstelling zijn.

 

De vrijheid van denken, de mogelijkheid te kunnen kiezen en te beredeneren, waarheid van dingen te onderzoeken, en zo meer, stelt ons instaat ons in het ‘ondenkbare’ te verdiepen en te trachten het een vorm te geven. Het is dan ook bekrompen om alleen aandacht te geven aan wat objectief of substantieel als vorm denkbaar is.

 

Wat je allemaal niet kan denken naar aanleiding van een citaat of stelling van een ander…Kant in dit geval, van daar al die a-priorisch en a-posteriori’s.

 

[1]           Goddelijke intelligentie is niet hetzelfde als wat wij bedoelen met intelligent zijn met betrekking tot het dagelijks denken of handelen. Goddelijke intelligentie wordt beschouwd als de oerstof van het bestaan.

Klik hier om een tekst te typen.