Het Uitzicht Beperkt

 

De barmhartigheid van God

 

Synoniemen voor barmhartig zijn onder andere, genade, mededogen, en medelijden. In veel voorvallen in het oude testament komt naar voren dat God meedogenloos zou zijn. Zoals in de strijd van Saul tegen de Amalekieten.

 

‘Dit zegt God van de hemelse machten: “Ik ben niet vergeten wat Amalek Israël heeft aangedaan: het heeft Israël de weg versperd bij zijn uittocht uit Egypte. Trek daarom op tegen de Amalekieten en versla ze. Wijd al hun bezittingen onvoorwaardelijk aan God. Spaar ze niet, maar dood alles en iedereen: mannen en vrouwen, kinderen en zuigelingen, runderen en schapen, kamelen en ezels.’” (Samuel 15 vers 2,3)

 

Tegenwoordig zouden we dit genocide, volkerenmoord of misdaad tegen de mensheid noemen. Als je nu zoiets op het nieuws hoort of ziet dan wordt je bevangen van medelijden met de veelal onschuldige vrouwen en kinderen en ouden van dagen. De verschrikkingen van de oorlog zijn overal ter wereld hetzelfde. Hoeveel mensen bidden er voor vrede? Maar het gaat allemaal gewoon door. Is het dan zover gekomen dat wij, anders dan God, langzaamaan gaan begrijpen dat meedogenloosheid geen oplossing is voor problemen? Denkt u dat God meedogenlozer is dan zijn schepping, de mens?

 

Ik niet. Ik denk dat Hij gewoon misbruikt wordt omwille van macht en dat ook nu nog steeds oorlogen gevoerd worden in zijn naam.

 

Dan komt Samuel de profeet er achter dat koning Agag is gespaard.

 

‘Maar Samuel vroeg: “Hoe komt het dan dat ik schapen hoor blaten en runderen hoor loeien?’ Die hebben ze meegenomen van de Amalekieten,’ antwoordde Saul. ‘De soldaten wilden de beste schapen, geiten en runderen sparen om ze te offeren aan God, uw God. De rest hebben we afgemaakt.’” (Samuel 15 vers 14)

 

Dan krijgt Saul toch op zijn kop! Hij wordt compleet voor schut gezet waar zijn soldaten bijstaan. Hij voelt zich vernederd en vraagt:

 

‘Ik heb gezondigd! Maar val me alstublieft niet af waar de oudsten van mijn volk en heel Israël bij zijn en laat me niet alleen; ik wil neerknielen voor God, uw God.’ (Samuel 15 vers 30)

 

 

Dan laat Samuel koning Agag bij zich komen die had gedacht er met een sisser van af te komen. Maar Samuel zegt tegen hem:

 

‘Zoals uw zwaard vrouwen van hun kinderen heeft beroofd, zo wordt nu uw moeder van haar kind beroofd. En hij hakte Agags hoofd af ten overstaan van God in Gilgal.’ (Samuel 15 vers 33)

 

Zie je het voor je, de paus die iemands hoofd afhakt. Het gebeurde vroeger wel. Niet door de pausen zelf natuurlijk, maar wel in zijn naam namens de kerk en God. Niet alleen zij, maar ook andere christelijke leiders hebben zich schuldig gemaakt aan bloedvergieten. Denk aan de ketters en de heksenvervolgingen in de late middeleeuwen. In Islamitische wereld wordt er nog steeds lustig op los gehakt in de naam van Allah.

 

God, Allah, de mens misbruikt hun naam om zich te verontschuldigen voor hun misdaden. Het komt allemaal voort uit de gedachte om een verklaring te vinden voor gebeurtenissen die de mens niet kan verwerken of verantwoord kunnen worden door leiders. In Deuteronomium 7 vers 16 staat:

 

‘Daarom moet u alle volken die hij aan u uitlevert vernietigen, zonder medelijden te tonen. Dien hun Heer niet, want dat zou

uw ondergang betekenen.’

 

De christelijke gelovigen zeggen wel eens dat de Koran een hardvochtig boek is, maar de Bijbel doet daar niet voor onder. Het is dat wij er een Nieuw Testament bij hebben. Daarin wordt ons door Jezus het voorbeeld van liefde gegeven. Hij wordt wel eens boos of op zijn minst verdrietig, maar zijn boodschap houdt liefde voor de medemens in en zegt in Johannes 14 vers 7:

 

‘Als jullie mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen, en vanaf nu kennen jullie hem, want jullie hebben hem zelf gezien.’ (NBG-51)

 

Of je nu uit een nest komt waar onderwezen wordt dat God de Vader en Jezus Christus een en de zelfde persoon zijn, of dat zij twee afzonderlijke wezens maakt op zich niet zoveel uit voor de betekenis van de evangelieboodschap in het algemeen. Wat wel opmerkelijk is, dat de God uit het Oude Testament en de boodschap van Jezus Christus in het Nieuwe Testament een geheel ander karakter lijken te hebben.

 

Terwijl in het Oude Testament God wordt neergezet als een wraakzuchtig, angstaanjagend wezen, zegt Jezus in Johannes 14 vers 7 dat dit niet het geval is. En in vers 9 zegt Hij hierop ter aanvulling:

 

‘Ik ben nu al zo lang bij jullie, en nog ken je me niet, Filippus? Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.’

 

Nu staat er in Johannes 14 vers 30 iets bijzonders.

 

‘Ik kan niet lang meer met jullie spreken, want de heerser van deze wereld is al onderweg. Hij heeft geen macht over mij…’

 

De heerser van deze wereld? Dat is dus niet God de Vader. Want deze heerser heeft geen macht over Hem. Hier worden de apostelen er op gewezen dat het in elk geval iets slechts is dat over de wereld heerst. Behalve als Jezus doelt op de Romeinse overheersing van ‘de wereld’ op dat moment. Maar in Efeze 2 vers 1 -3 (NGB-51) staat het volgende:

 

‘U was dood door de misstappen en zonden waarmee u de weg ging van de god van deze wereld, de heerser over de machten in de lucht, de geest die nu werkzaam is in hen die God ongehoorzaam zijn.

Net als zij lieten ook wij allen ons eens beheersen door onze wereldse begeerten, wij volgden alle zelfzuchtige verlangens en gedachten die in ons opkwamen en stonden van nature bloot aan Gods toorn, net als ieder ander.’

 

Wie beantwoorde de gebeden van de volkeren van het Oude Testament? Wat was hun innerlijke verlangen toen zij God trachtten te bereiken? Als er staat in Leviticus 25 vers 38:

 

‘Ik ben de Heer, jullie God, die jullie uit Egypte heeft geleid om jullie Kanaän in bezit te geven en jullie God te zijn’

 

geeft God hun een stuk land dat al sinds Cham, de zoon van Noach, wordt bewoond door anderen. Het was wel een vruchtbaar land en eindelijk konden ze weer gewoon eten, de opbrengst van het land van Kanaän.

 

‘Er kwam die dag geen manna meer; de Israëlieten kregen vanaf toen nooit meer manna. Ze aten dat jaar van de opbrengst van de akkers van Kanaän.’ (Jozua 5 vers 12)

 

Manna is een eetbare en geneeskrachtig hars afkomstig van een boom of struik die in die kontreien veel voorkwam. Toen zij in de woestijn verbleven denken we vaak dat zij in een eindeloze zandvlakte rondliepen. Daar zullen zij ook wel mee te maken hebben gehad, maar over het algemeen zullen zij toch ook regelmatig wat gematigder land hebben doortrokken, zeker als je er veertig jaar over doet. Ook al een straf. Maar dat terzijde.

 

Na de manna namen zij van de oogst van Kanaän. Stel je eens voor dat je een dagje uit bent met het gezin en je hebt de hele dag niet anders gegeten dat een zakje chips. Plotseling zie je een kersenboomgaard en daarnaast een weiland met koeien. Je stopt de auto en zegt tegen de kinderen dat ze een mand moeten vullen met de kersen. Zelf ga je naar de koeien en vult een paar thermosflessen met hun melk. Zonder toestemming te vragen. Dat is gewoon diefstal, althans in deze tijd.

 

Ik kan me daarom niet voorstellen dat ook de inwoners van Kanaän daar erg gecharmeerd van waren. En niet een gezin, nee, een heel volk. En als we het moeten geloven, wel anderhalf miljoen mensen (alleen de mannen werden geteld toen zij uit Egypte wegtrokken: zeshonderdduizend). Reken daar de vrouwen en kinderen bij, plus wat daar in veertig jaar is bijgekomen. Dan is daar een sprinkhanenplaag niets bij.

 

Goed, zo af en toe werden er gedurende de trek enige duizenden van het leven beroofd vanwege ongehoorzaamheid tegenover God (daar heb het weer), maar het moet op zijn zachts gezegd beangstigend zijn geweest daar zo’n menigte mensen op je land te zien neerstrijken.

 

Een God die hen land geeft dat door anderen al eeuwen werd bewoond en hen de oogst laat roven? Ik ben bereid te geloven dat God hen en ons het allerbeste toewenst. Maar was niet een van zijn eigenschappen rechtvaardigheid en een van zijn namen de rechtvaardige?

 

Weet je, er bestaat grote twijfel over de juistheid van de vertaling met betrekking tot de aantallen die worden genoemd in het Oude Testament. Maar ook dit terzijde.

 

Welke of wat voor god aanbaden zij? Waarschijnlijk wel de God die ook Jezus bedoelt. Maar gaf Die hen antwoord? Was de wens van hun gedachte zo vol van een verlangen naar betere tijden dat zij als in Efeze 2 vers 3 er door werden beheerst?

 

Net als zij lieten ook wij allen ons eens beheersen door onze wereldse begeerten, wij volgden alle zelfzuchtige verlangens en gedachten die in ons opkwamen en stonden van nature bloot aan Gods toorn, net als ieder ander. (NGB-51)

 

Het zou ook wel eens kunnen dat God hen helemaal niet meer kon bereiken, waardoor ze beheerst werden door die andere god, die van de wereld. Er zijn ook groepen Joden die Jahwe als de boze God beschouwen? Dat zij dus helemaal niet door de Vader van Jezus, de God die zij behoorden te aanbidden, aangespoord werden die dingen te doen waar een normaal iemand zich vol afkeer van afweert.

 

Als je wilt dat Gods liefde en barmhartigheid deel uitmaakt van je dagelijks bestaan, moet je ook anderen aan die geest laten deelnemen. Dat is een van de basis principes die Jezus ons leert. Dat er dan wel eens dingen verkeerd gaan is te wijten aan het principe oorzaak en gevolg. Hoe reageren we op tegenslag. Een soort aanvaarding van het lot wat je ten deel valt op dat moment? Er van uitgaande, door middel van de hoop en de liefde, dat er betere tijden zullen aanbreken of misschien zelfs bewerkstelligd kunnen worden door een juiste instelling, geïnspireerd door mogelijkheden hoe onwaarschijnlijk ook.

 

Verantwoordelijkheid kan je niet afschuiven op anderen of op diens gedrag. Je kunt wel zelf genoodzaakt zijn om in bepaalde omstandigheden verantwoordelijkheid op je te nemen. Maar we mogen niet zondermeer aannemen dat God aanspoort te stelen of te doden of al die andere geboden te overtreden die Hij ons gebied te onderhouden. Misschien zullen er voorvallen plaats hebben gevonden die zo’n veronderstelling rechtvaardigen en er in het Oude Testament van de Bijbel niet alleen door de vele oorlogen die plaatsvinden slachtoffers vallen maar ook heel veel andere met veronderstelde steun van God.

 

Ik denk wel eens: Is dat wel de God waar op ik mijn hoop heb gevestigd? Ik hoop het eerlijk gezegd van niet…

Klik hier om een tekst te typen.