Het Uitzicht Beperkt

 

De eigenschappen van God.

 

Al in de verre oudheid heeft de mens getracht zich een beeld te vormen van God. Het is duidelijk dat men het altijd belangrijk heeft gevonden om te weten wat je aanbidt.

 

De een vond in de natuurverschijnselen mogelijkheden voor aanbidding, de ander in astronomie. Weer anderen aanbaden Goden met absurde menselijke eigenschappen. Of dieren, of mensen die zichzelf uitriepen als God. Duizenden Goden worden nog steeds aanbeden.

 

Het verschijnsel om één God te aanbidden is al heel oud. Farao Echnaton van Egypte had de euvele moed om alle tempels te sluiten en in Thebe een nieuwe religie te beginnen die slechts één God aanbad. Behalve dat dit het einde betekende van de inkomsten van de tempelpriesters, betekende dit ook het einde van de vele rites en leerstellingen die de basis waren geweest voor het dagelijkse leven. Zodra Echnaton er niet meer was, werd het oude weer hersteld en de herinnering aan het monotheïsme zoveel mogelijk uitgewist.

 

Ook sommige oude Griekse filosofen onderwezen het monotheïsme. In een tijd waar ieder land, stad, dorp en huisgezin zijn eigen Goden kende, probeerden zij karakter te geven aan het wezen God. Het is dan ook niet echt verwonderlijk dat veel van die karaktereigenschappen van God terug te vinden zijn in de hedendaagse geloofsbelijdenis. Het wiel is niet opnieuw uitgevonden. De naïviteit van de gelovigen is altijd al goed van pas gekomen.

 

De almacht, de alziendheid, de alom aanwezigheid en het onveranderlijke van God maken Hem bij voorbaat onaantastbaar. Dat is ook de bedoeling van de leer. Of het nu wel of niet zo is, het gaat de pet van de gelovige zover te boven dat enige geestelijke druk meestal voldoende is om alle andere denkwijzen hieromtrent te onderdrukken. Dat geldt niet alleen voor de moderne geloven en gelovigen maar ook voor het Pantheïsme, om een tegenstelling voor het monotheïsme te noemen.

 

Het aanbidden van wereldse Goden leidde vaak tot buitensporige verering die gepaard ging met dieren en- mensenoffers. Dieroffers kennen we echter al van het offer dat Abel bracht. Hoewel het door God verkozen werd boven het offer van Kaïn, beschermde Hij hem niet voor de woede van zijn broer. Vreemd, toch?

 

Hiermee wordt een vreemde karaktertrek van God naar voren en de aloude vraag of Hij de moord niet had kunnen voorkomen. Immers, als Abel zo Godsvruchtig was, had daar misschien voor lange tijd een rechtvaardig geslacht uit voort kunnen komen. Je kunt je afvragen wat almacht, alziendheid en alom aanwezigheid voor belang heeft als je die niet aanwend om gebeurtenissen op enigerlei wijze te beïnvloeden. Maar dat zou weer inhouden dat strikt genomen de mens gemanoeuvreerd zou worden in zijn ontwikkeling en niet vrij was te kiezen tussen goed en kwaad.

 

Ik denk dat Hij juist door te stellen dat wij zijn geworden als een hunner, toen God zei:

 

‘Ziet, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en het kwaad!’ (Genesis 3 vers 22),

 

Hij helaas moest vaststellen dat de mens vanaf dan dezelfde weg moest gaan als de Goden, door schade en schande wijs worden. Vanaf die tijd schuiven wij ons falen af op de Goden en schuiven hen de schuld toe van oorlog en geweld, ziekten en dood. Terwijl die haast altijd te herleiden zijn op oorzaak en gevolg vanwege onze eigen levenswijze.

 

Zelfs natuurrampen worden op Zijn conto geschreven. Voor de een als straf, voor de ander om dat het lot of Zijn wil. Of moet je nu juist stellen dat vanwege gerechtigheid of het beginsel van geen onderscheid maken tussen personen dat de goede en de slechte mens aan de zelfde ziekten, ongelukken, oorlogen en natuurrampen overlijden?

 

Maar dan is rechtvaardigheid en de liefde slechts een aanduiding en zonder betekenis. Niet meer dan een poging om de mens zich bewust te laten worden of zijn van zijn nietigheid in het bestel van de kosmos. Zodanig nietig dat aan de afhankelijkheid van die Godheid niet te ontkomen is. Dan is het niet te voorkomen dat de aanbidding ontspoort in offerandes die zo ‘n God tevreden moeten stellen om straf te voorkomen. En pas op als je op de verkeerde manier offert, onrechtmatig, zonder vreugde of zonder liefde voor de medemens. Jesaja 1 vers 1 en vers 11-20 zegt:

 

Het gezicht van Jesaja, den zoon van Amoz, hetwelk hij zag over Juda en Jeruzalem, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkía, de koningen van Juda.

 

‘HET gezicht van Jesaja, den zoon van Amoz, hetwelk hij zag over Juda en Jeruzalem, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkía, de koningen van Juda.

 

Waartoe zal Mij zijn de veelheid uwer slachtoffers? zegt de HEERE; Ik ben zat van de brandoffers der rammen en van het smeer der vette beesten, en heb geen lust aan het bloed der varren, noch der lammeren, noch der bokken. Wanneer gijlieden voor Mijn aangezicht komt te verschijnen, wie heeft zulks van uw hand geëist, dat gij Mijn voorhoven betreden zoudt? Brengt niet meer vergeefs offer, het reukwerk is Mij een gruwel; de nieuwe maanden en sabbatten en het bijeenroepen der vergaderingen vermag Ik niet, het is ongerechtigheid, zelfs de verbodsdagen. Brengt niet meer vergeefs offer, het reukwerk is Mij een gruwel; de nieuwe maanden en sabbatten en het bijeenroepen der vergaderingen vermag Ik niet, het is ongerechtigheid, zelfs de verbodsdagen. En als gijlieden uw handen uitbreidt, verberg Ik Mijn ogen voor u; ook wanneer gij het gebed vermenigvuldigt, hoor Ik niet; want uw handen zijn vol bloed. Wast u, reinigt u, doet de boosheid uwer handelingen van voor Mijn ogen weg, laat af van kwaad te doen. Leert goed doen, zoekt het recht, helpt den verdrukte, doet den wees recht, handelt de twistzaak der weduwe. Komt dan, en laat ons tezamen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol. Indien gijlieden willig zijt en hoort, zo zult gij het goede dezes lands eten. Maar indien gij weigert en wederspannig zijt, zo zult gij van het zwaard gegeten worden; want de mond des HEEREN heeft het gesproken.’

 

Als je de offervoorschriften leest in Numeri en verder, dan ga je al gauw in de fout. En dat is nu precies waar religies veelal op zinspelen. De angst niet te voldoen in Gods ogen. In Psalmen 50 vers  8 en 12 -15 staat:

 

‘Om uw offeranden zal Ik u niet straffen, want uw brandoffers zijn steeds vóór Mij. Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet zeggen; want Mijne is de wereld en haar volheid. Zou Ik stierenvlees eten, of bokkenbloed drinken? Offer Gode dank, en betaal den Allerhoogste uw geloften. En roep Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren.’

 

Kortom: Wees dankbaar, wees getrouw en bid. Angst is een slechte raadgever. Ook wat religie en geloof betreft. Het is geen bewuste angst. Het is een gewoonte angst die in de gedachte is geslopen door de jaren van het belijden van de geloofsregels zoals kledingvoorschriften, te volgen riten, gezondheidsregels en ethiek. Allemaal bedoeld om een scheiding te maken tussen gelovigen en zij die niet gelovigen in die regels, maar die op hun beurt zich aan andere regels dienen te houden. Het is dus niet de angst voor de riten maar voor de gevolgen die uitvloeien als ze niet juist worden uitgevoerd. Voor het verkeerslicht op zich hoef je niet bang te zijn, maar als je door rood rijdt kan je verwachten een aanrijding te veroorzaken met alle gevolgen van dien.

 

Ik geloof niet in een eeuwigdurend vagevuur, gejammer en geween. Maar als door welke instantie dank ook wordt geconstateerd da ik op de een of andere manier de of een wet overtreed, kan ik verwachten dat ik er op zijn minst over word aangesproken en op de blaren moet zitten.

 

Almacht, alziendheid en het al om aanwezig zijn lijkt mij ook niet prettig voor God zelf. Het aanschouwen van de door de mens aangerichte schade, aan zichzelf en de schepping, moet dan toch tot een onuitspreekbaar groot verdriet leiden. Niet alleen voor God maar ook voor hen die in Zijn tegenwoordigheid vertoeven en hiervan op de hoogte zijn. Dat moet welhaast onverdraagzaam zijn. Te bedenken dat die ellende al de hele mensheid voortduurt.

 

Als we ons dan de zich voordoende ellende in de wereld voorstellen en dat daar - volgens onze waarneming - door van Bovenaf niet wordt ingegrepen, zou je gaan denken dat het beleid van de God gebaseerd is op het stoïcisme. Met andere woorden: het onderdrukken van emoties om niet zelf verleidt te worden tot overhaaste conclusies. Want daardoor kunnen de eigen, doelstellingen en de Goddelijke status in gevaar komen.

 

Dit klinkt lelijk en negatief, maar bekeken vanuit dit standpunt is dat het niet. Stoïcisme betekent niet dat men zich niets aantrekt van een andermans ellende, maar dat je jezelf zodanig leert beheersen dat je door je eigen geestelijke welzijn op de juiste manier hebt leren omgaan met je emoties. Niet met een neerbuigende onverschilligheid, maar om het grotere doel en belang, Zijn persoonlijke doel en voor wat Hem betreft ook universele doel, niet door menselijke ongerechtigheid in gevaar te laten brengen.

 

Tegelijkertijd heft een andere eigenschap deze overweging op. In Exodus 34 vers 14 staat dat een van de namen van God is de ‘Na-ijverige’ ofwel de afgunstig of zelfs vrij uit het Engels vertaald jaloers.

 

‘Want gij zult u niet nederbuigen voor een andere God, immers de Here, wiens naam Na-ijveriger is, is een na-ijverige God.’ (NBG-51)

 

‘For thou shalt worship no other God: for the Lord, whose name is Jealous, is a jealous God.’ (KJV)

 

In de Statenvertaling wordt gesproken over ijverig, terwijl andere vertalingen de woorden getergd of dulden hiervoor in plaats gebruiken.

 

In een aantal teksten in de Bijbel wordt ook op die naam of eigenschap gewezen. In Deuteronomium 32 vers 21staat:

 

‘Zij verwekten Mij tot na-ijver door wat geen God is, zij krenkten Mij met hun ijdelheden. Daarom zal Ik hen tot na-ijver verwekken door wat geen natie is, door een dwaas volk zal Ik hen krenken.’

 

‘They have moved me to jealousy with that which is not God; they have provoked me to anger with their vanities: and I will move them to jealousy with those which are not a people; I will provoke them to anger with a foolish nation.’ (KJV)

 

‘Zij verwekten Hem tot na-ijver door vreemde Goden, met gruwelen krenkten zij Hem;’ (vers 16, NBG-51)

 

‘They provoked him to jealousy with strange Gods, with abominations provoked they him to anger.’ (KJV)

 

Ook in dit geval worden in andere vertalingen het woord na-ijver of na-ijverige niet gebruikt.

 

Zo worden er meer onvriendelijke namen en eigenschappen aan God toegekend. Zoals wraakzuchtigheid en grimmigheid. Een God die kinderen straft voor de zonden van hun ouders tot in vele geslachten.

 

‘Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Here, uw God, ben een na-ijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten,’ (Ex. 20 vers 5)

 

‘Een na-ijverig God en een wreker is de Here, een wreker is de Here en vol van grimmigheid; een wreker is de Here voor zijn tegenstanders, en toornen blijft Hij tegen zijn vijanden.’ (Nah. 1 vers 2)

 

Deze karaktereigenschappen komen niet voor in de levensbeschouwing van een stoïcijn.

 

Xenophanes[1], vermoedt in stelling 2 van zijn omschrijving van God dat wij Hem niet moeten zien als een mens. Maar waarom zou Hij, God, ons dan hebben geschapen naar Zijn evenbeeld? Wat is dan zin om een voorstelling te maken hoe God er uit zou zien en welke binding zo ’n wezen met ons zou hebben. Is dat belangrijk voor de ontwikkeling van het geloof van de mens? Nee, want met elk weten eindigt een beetje geloof.

 

Elke poging om te proberen te ontdekken hoe God er uitziet leidt af van het werkelijke doel van het leven. Door je hiermee bezig te houden, bepaal je jezelf tot uiterlijkheden en minder met de geestelijke boodschap die er van Hem, God, uit gaat of zou kunnen gaan.

 

Stel je eens wat het teweeg zou brengen als bekend zou worden dat God en de engelen witte kleding zouden dragen, met een rode stropdas en blauwe sokken.

 

De wereld zou niet bij machte zijn om zich te beheersen. Er zouden direct concilies bijeengeroepen worden om vanwege het bewijs elke andere kledingwijze te verbieden. Patenten en licenties voor de productie van de voorgeschreven kleding zullen worden aangevraagd en rechtszaken worden uitgevochten om te voorkomen dat iedereen zomaar rode stropdassen en blauwe sokjes gaat vervaardigen. Dat alles vanwege de hebzucht van de mens die volgens Xenophanes niet eens op God lijkt. Wee de oma die voor haar kleinkinderen zelf blauwe sokjes breidt. Misschien komt er zelfs een producent die het elfde gebod predikt en toevoegt aan de al bestaande tien: Gij zult niet uzelf rode stropdassen en  blauwe sokjes aanschaffen of maken voor Mijn aangezicht, of juist: Gij zult u met geen andere kleding bedekken dan met rode stropdassen en blauwe sokjes.

 

Het is veel belangrijker om ons te richten de barmhartigheid en de liefde die ons met betrekking tot God worden onderwezen. Dat zijn prachtige eigenschappen, of je nu wel of niet gelovig bent. Alleen deze twee eigenschappen zijn al voldoende om het hele wereldbeeld te veranderen. We zouden ons allemaal inzetten voor een vrede waarvan de mens ervan uit kan gaan dat hem geen ongerechtigheid zal worden aangedaan. Die gedachte op zich is al Goddelijk genoeg om stil van te worden. En die staat hier gewoon en onopvallend tussen alle andere kronkelingen in. Gratis.

 

Wederzijds respect, liefde en de barmhartigheid en al die andere eigenschappen die daarmee te maken hebben en die onze innerlijke status bepalen zijn belangrijker voor ons geestelijke welzijn dan blauwe stropdassen en rode sokjes.

 

[1] Grieks filosoof en dichter ± 475 voor Christus