Het Uitzicht Beperkt

 

De invloed van de kerk in mijn leven

 

Het was dan ook best een bijzondere kerk: ‘De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen’[1], meer bekend onder naam Mormonen[2]. Hoe kom je daar nou terecht?

 

Mijn moeder vertelde mij dat, toen zij in groot verdriet verkeerde naar aanleiding van de situatie in het huwelijk, zij besloot te bidden en dat er nog geen half uur later twee Mormoonse zendelingen voor de deur stonden. Toeval? Volgens haar vaste overtuiging in antwoord op haar gebed. Sindsdien gingen mijn moeder, zusje en ik (zij dertien en ik toen zeven) naar die kerk. Geen kwaad woord over deze kerk. Ik heb er goede jeugdherinneringen aan overgehouden en had er goede vrienden. Zelfs mijn vader zei later ‘dat ik beter daar kon zijn dan in de kroeg’.

 

Ik heb veel vaardigheden zoals spreken in het openbaar, lesgeven, en leiding geven geleerd en vond veel gehoor voor mijn grote hobby, zingen en spelen op de gitaar die ik op mijn tiende verjaardag van mijn moeder gekregen had. Een pracht exemplaar van mooi donker gelakt hout met parelmoerinleg langs alle randen en op de hals. Het zal niet goedkoop geweest zijn. Ik denk dat ze er heel lang voor heeft gespaard van het geld dat ze verdiende als huishoudster. Schulden maken deed zij niet.

 

Toen ik negen jaar was gingen moesten we verhuizen. De flat werd te duur. We verhuisden naar de Gerrit Jan Mulderstraat, een 3 kamer sousterainwoning. Mijn bed, een oude divan, stond in de voorkamer, twee meter onder straat niveau. Als ik naar boven keek kon ik door drie kleine raampjes, die maar dertig centimeter hoog waren, naar buiten kijken. Veel zag je niet, want er stond altijd wel een fiets tegen de buitengevel. Af en toe zag je een paar benen voorbij komen. Het licht van een lantarenpaal wierp s’ avonds vreemde schaduwen door de raampjes en die zorgden er voordat ik vaak niet kon slapen.

 

Televisie hadden we niet. De weekend avonden werden gevuld met spelletjes en op zondagavond luisterden we naar Paul Vlaanderen en ‘Sprong in het heelal.’ Paul Vlaanderen was een detective serie en ‘Sprong in het heelal’ een sciencefiction. Allebei hoorspelen. De geluidseffecten waren voor die tijd zo realistisch, dat die zelfs mijn oudere zus zo bang maakten dat zij na afloop van een dergelijk aflevering niet alleen naar het toilet durfde. Dat toilet was onverlicht en zo klein dat een volwassene de deur niet dicht kon trekken. Het lag tegenover de huiskamerdeur die dan open moest blijven staan. Dat gaf dan wat licht. Een smalle donkere gang liep van de voordeur in de lengte langs de drie kamers. Trouwens, alles was als het donker was griezelig in dat huis, in het bijzonder die gang met een nis onder de trap naar boven waar de buren woonden en waar de bomen in de tuin langs het huis altijd bewegende schaduwen door de glas in lood ramen wierpen. Die joegen me de stuipen op het lijf als ik in het donker mijn fiets achter de gordijnen in de nis moest zetten.

 

Gas ging nog op muntjes met een gat er in en heet water kocht je voor vijf cent per emmer bij de waterstoker, die ook de muntjes voor het gas verkocht. Op zaterdagmiddag gingen mijn zus en ik in bad. Een grote teil koud water, aangevuld met twee emmers heet water, voor vijf cent per emmer gekocht bij de waterstoker.  Das genoeg voor mijn zus en ik om na elkaar in bad te kunnen gaan. Eerst zij, dan ik, want tja, ze wilde natuurlijk niet in het smerige water van d'r broertje.

 

Mijn moeder en zus sliepen in de tussenkamer die van de voorkamer, waar ik sliep, gescheiden werd door een gordijn. De achterkamer, tevens woonkamer, had openslaande deuren en grensde aan een tuin. In ‘mijn’ kamer stond ook de piano. Mijn zus speelde zoals gezegd piano en studeerde aan het muziek conservatorium te Rotterdam en moest veel oefenen. Ze speelde prachtige muziekstukken maar deed ook vaak en lang vingeroefeningen waar ik de zenuwen van kreeg. Daar het ‘mijn’ kamer was ging ik dan lawaaierig zitten spelen. Dat werkte haar dan weer op de zenuwen. Vervolgens liepen we dan scheldend via de gang en kamers rondjes door het huis tot ik mij ergens kon verstoppen. In mijn schuilplaats hoorde ik ze dan mompelend nog een paar keer voorbij komen: ‘Waar zit je, rot aap?’ We hebben samen heel wat rondjes gelopen in de jaren dat we daar woonden. En toch kocht ze van haar eerst verdiende weekloon een bouwdoos.

 

Ik had in dat huis ook ooit een hoogst opmerkelijkste spirituele belevenis in de woonkamer. Een vreemd soort ‘visioen’. Het was laat in de middag en de tuindeuren stonden open. Ik zat aan tafel huiswerk te maken, een doorsnede tekening van een stoomkamer van een stoommachine. Het was strafwerk, maar ik tekende graag en had er eigenlijk wel schik in. Plotseling werd er een leeuw zichtbaar in de tuin die door de tuindeuren op mij afrende, over de tafel sprong en rakelings over mijn hoofd achter mij verdween. Het was zo reëel  weet nog dat ik impulsief mijn hoofd wat introk. Maar het dier had het kennelijk niet op mij voorzien, maar op iets dat achter mij was. Het was allemaal in een paar seconden voorbij. Het was een prachtig dier met mooie donkere manen dat in volle lengte over mij heen sprong en achter mij verdween. Alles gebeurde in volkomen stilte en zo snel dat ik te verbaasd was om echt geschrokken te zijn. Ik weet nog dat ik naar mijn moeder rende en haar toeriep: "mamma, mamma, er sprong een leeuw over mij heen". Ze drukte mij tegen zich aan en zei dat het altijd goed met mij zou zijn.

 

Toen ik twaalf jaar was, hertrouwde mijn moeder en we verhuisden naar de Wielewaal in Rotterdam Zuid. In die zelfde tijd emigreerde mijn zus een jeugdliefde achterna naar Amerika. Alles werd daarna al gauw anders. Mijn stiefvader bleek een nare man te zijn die je het bloed onder je nagels vandaan kon halen met zijn gemene streken en deed geen enkele moeite om zijn jaloerse zonen van mijn lijf te houden. Anderhalf jaar later heb ik letterlijk moeten vluchten omdat een van hen mij naar het leven stond. Zo kwam ik met een koffertje achterop mijn fiets en mijn gitaar op de rug terecht bij mijn vader, die inmiddels ook hertrouwd was. Ik werd met open armen ontvangen.

 

Hoewel hij zelf een kerk helemaal niet zag zitten, vond hij dat ik beter naar de kerk kon gaan dan naar de kroeg, waar ik overigens geen enkele behoefte aan had. Streng maar rechtvaardig was de tijd op de zolderkamer van een woning in de Russischestraat, een paar straten verwijdert van de Suiestraat waar we eerst woonden.  In het kleine huiskamertje stond op een tafeltje de radio en kennis maakte met Radio Luxenburg, dit wel tot enige ergernis van pa, die nadrukkelijk en alleen in klassieke muziek geïnteresseerd was. 

 

Gedurende al die jaren gingen mijn moeder, zus en ik naar de kerk. Eerst in Schiedam, waar de kerk was gevestigd in een herenhuis aan de lange haven, tegenover het gebouw van de vrijmetselaars met zijn Griekse zuilen en Alziende Oog en na 1956 in het nieuwe kerkgebouw aan het Oosteinde, achter het gebouw waar toen de krant ‘Het Vrije Volk’ werd gedrukt. De kerk aan het Oosteinde was een modern en nieuw gebouw. Daar werden buiten de kerkelijke bijeenkomsten veel activiteiten georganiseerd. Dans(gala)avonden, muziek- en toneelfestivals en vele andere thema-avonden, soms hele weekends. Kortom, er was gelegenheid genoeg om met leeftijdsgenoten in een beschermde omgeving op te groeien en talenten te ontwikkelen.

 

Op mijn zeventiende kreeg ik de gelegenheid om voor de kerk twee jaar naar Scandinavië te gaan om daar te werken in de bouw. Een bouwzending[3] heette dat. Het was hard werken geblazen maar ondanks dat een geweldige tijd waarover op zich al een boek geschreven zou kunnen worden. Natuurlijk had ik mijn gitaar meegenomen en overal waar ik kwam was ik al gauw tamelijk populair. Het waren de hoogtijdagen van Elvis Presley en Cliff Richard en rock and roll. De meisjes waren er dol op. Maar zodra men merkte dat die vriendschappen te close dreigden te worden, werd ik overgeplaatst naar een andere stad. Dat gold natuurlijk niet alleen voor mij maar ook voor alle andere jongemannen die op die manier werkzaam waren voor de kerk. Meestal was je niet langer dan een halfjaar op eenzelfde plaats werkzaam. In Gotenburg echter mocht ik negen maanden blijven en heb er zelfs wat geld verdiend met een optreden bij een Rotaryclub. Van dat geld kon ik een fotocamera kopen die echter al heel gauw gestolen werd. Zo kwam het dat ik in diverse steden en landen leuke ervaringen heb gehad en fijne mensen heb kunnen ontmoeten maar wel altijd in kerkelijke sfeer.

 

Toen ik twintig was heb ik mijn vrouw ontmoet, Annette. Haar foto uit die tijd hangt voor mij aan het beeldscherm en iedereen die de foto ziet begrijpt dat het liefde op het eerste gezicht moet zijn geweest. Dat was wederzijds en nu zijn wij 42 jaar getrouwd.  Ik ontmoette haar op een dansavond van de kerk en natuurlijk zong en speelde ik gitaar. Even leek het die avond nog fout te gaan. Haar zus had voor haar een danspartner geregeld en een mooie blondine waarmee ik af en toe samen zong, bleek een oogje op mij te hebben. Vastberaden mij niet meer te laten ontglippen heeft ze haar danspartner met een kluitje het riet in gestuurd en de blondine aan een ander gekoppeld. Uiteindelijk heb ik haar aan het eind van de avond naar huis gebracht en heb ik zachtjes midden in de nacht op de stoep voor het huis nog wat voor haar zitten zingen. Geen balkonscène maar wel een serenade. Op mijn eenentwintigste zijn we getrouwd.

 

De kerk heeft begrijpelijk een grote stempel gezet op ons leven. En aangezien De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen een lekenkerk is, is de inbreng van de leden heel belangrijk voor het reilen en zeilen ervan. Alle mogelijke functies, roepingen zoals zij die noemen, worden vervuld door de mannen en vrouwen in de gemeenten. Vanaf een jaar of twaalf wordt je geacht mee te draaien in de organisatie van de gemeente waar toe je behoort en hoe ouder je wordt, hoe zwaarder die roepingen kunnen worden.

 

Behalve dat er naast je gewone bezigheden zoals school, werk en het gezin er heel veel tijd in gaat zitten, bepaalt de ijver waarmee je die roepingen vervult vanzelfsprekend ook je manier van leven. Wat mijzelf betreft heb ik mijn roepingen meestal met plezier vervuld. Maar door de intensiviteit waarmee de leden met elkaar betrokken zijn met de ontwikkeling van de gemeente en het zielenheil van de leden is het onvermijdelijk dat belangen van de verschillende organisaties botsen. Helaas komt dan ook de onderlinge omgang wel eens onder druk te staan en daar word je op zijn zachts gezegd wel eens verdrietig van. Niet tegen staande geeft een dergelijk organisatie je volop de gelegenheid door dienstbaar te zijn in de ontwikkeling van de gemeente tegelijkertijd ook jezelf volop de kans te ontwikkelen. Dat alles natuurlijk wel binnen de visie en leerstellingen van de kerk, die overigens vanzelfsprekend leken. En ik moet eerlijk zeggen dat ik nooit moeite heb gehad volgens die regels te leven. Dat wil niet zeggen dat ik altijd ‘op het rechte pad’ ben gebleven. Ik heb me meerdere malen moeten bezinnen. Dromen hebben hierbij een grote rol gespeeld.

 

Zoals het scheppingsverhaal ons leert heeft de goede God gezien dat het niet goed was om alleen te zijn en een van de dingen waar ik Hem dankbaar ben is Annette. Samen hebben we het geduld op kunnen brengen om een aantal teleurstellingen te overwinnen. We hielpen elkaar door moeilijkheden heen. Of die nu op persoonlijk vlak lagen of te maken hadden met het huwelijk op zich zoals de opvoeding van de kinderen of de financiën, we trokken elkaar er doorheen. Zo was dat ook met betrekking tot de kerk en de belevenis en interpretatie van de evangelieboodschap. Daar hadden we het toch wel eens moeite mee. Toch bleven we volhouden.

 

Maar door de jaren heen bekroop mij toch het gevoel dat ik niet eerlijk was tegen mijzelf. Toen ik op een gegeven moment vanuit een roeping te maken kreeg met de jeugd had ik het gevoel dat de eenzijdigheid van de leer er door middel van de verschillende programma’s als het ware ingestampt werd en ze daar vaak helemaal geen zin in hadden en met sacherijnige gezichten deelnamen aan de leerstof. Sommige gaven bij voorbaat al aan dat als zij eenmaal meerderjarig waren niet meer naar de kerk zouden gaan. En dat gebeurde dan ook wel eens. Meisjes eerder dan jongens. Althans in de gemeente waarvan ik deel uit maakte. Dat had volgens mij te maken met het feit dat de jongens geacht werden op zending te gaan. Niet zoals ik op een bouwzending, dat wordt niet meer gedaan, maar een tweejarige evangelisatiezending. In veel gevallen werd en wordt daar oprecht naar toegeleefd maar soms ook omdat het nu eenmaal zo hoort. Zeker vanuit de Amerikaanse traditie. Als het zendingsvuur zich tijdens een dergelijk periode niet ontwikkelt is de kans op verwijdering van het geloof groot.

 

Het vinden van een partner in de kerk wordt sterk aangemoedigd, omdat men er van uit gaat dat de gelijkgestemdheid niet alleen het huwelijk maar ook de trouw aan het geloof verstevigd. Daar de huwelijksbelofte in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste van een eeuwig verbond uitgaat en niet ’tot de dood U scheidt’ is er zeker een stimulans aanwezig om te streven naar een goede en blijvende harmonie in het huwelijk. En ook hierin geeft de kerk blijvende aandacht en ondersteuning door middel van cursussen.

 

Van jongs af aan geeft de kerk aandacht aan alle aspecten van de verschillende fasen in het leven van man en vrouw maar stuurt strikt volgens de in de kerk geldende leerstellingen. Zo ontstaat een geheel eigen leefgewoonte die helemaal niet verkeerd is. Zo onderwijst de kerk het ‘Woord van Wijsheid’, dat  het niet gebruiken van thee of koffie, alcohol en tabak inhoud. Wordt dat van jongs aan onderwezen en  aangemoedigd  levert over het algemeen voor die groep geen probleem. Zo heb ik nooit de behoefte gehad om te roken.

 

Voor een bekeerling, iemand die op latere leeftijd tot de kerk toe treedt, kan dit beginsel best moeilijk zijn en een overwinning op vroegere vervelende gewoonten betekenen; vanuit kerkelijk perspectief gezien natuurlijk. Voor alle geloofsrichtingen houdt de bekering nu eenmaal meer of mindere verandering in. U zult begrijpen dat het onderhouden van "Het Woord van Wijsheid" als onderdeel van de bekering alleen al een enorme invloed heeft op dagelijkse gewoonten, Laat staan op de visie  en exegese  van de Bijbel. 

 

[1] www.kerkvanjezuschristus.nl

 

[2] De term Mormonen is afgeleid van het door de kerk gebruikte Boek van Mormon en een daarin voortkomende profeet, Mormon. Dit boek wordt door de kerk als tweede getuige van Jezus Christus gepresenteerd maar per se niet als vervanger van de Bijbel. De Mormonen kennen meerdere afvallige sekten die zich veelal bezighouden met polygamie waarvan de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen zich distantieert.

(3) De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen kent zendingsactiviteiten op veel gebieden en die niet altijd of alleen te maken hebben met het verkondigen van het geloof.