Het Uitzicht Beperkt
De muur.
Deze droom droomde ik in een tijd waarin ik mijn twijfels had over de kerk als organisatie en sommige leerstellingen. Dit naar aanleiding van een aantal gebeurtenissen, die mij hevig aan het denken hadden gezet.
Toch werd ik tot mijn grote verbazing door mijn kerkleiders geroepen en aangesteld als bisschop van een gemeente. Het was niet de gewoonte dat je een roeping weigerde. Daarbij kwam dat het een geweldige gelegenheid was om praktische en prachtige ervaringen op te doen met de gelovigen. De roeping kwam ongeveer een maand nadat ik de droom van de muur had, die ging als volgt:
Ik droomde dat ik mij met de leden van de kerkelijke gemeente
waartoe ik behoorde op een brede, langs een bergwand lopend makkelijk begaanbare vlakke weg bevond. Allemaal liepen we dezelfde kant op. Rechts van de weg rees de groen begroeide wand van een berg op en links was de afgrond met uitzicht op een dal met mooi aangelegde tuintjes, maar daar lette niemand op.
De weg liep dood. Voor ons rees een hoge muur over de hele breedte van de weg. De muur volgde de berghelling naast de weg naar beneden het dal in, op zo ’n manier dat je nergens over en achter de muur kon kijken. Twee sterke mannen vormden bij de muur met hun armen en handen een opstapje. Zonder er verder bij na te denken of andere mogelijkheden te overwegen die de omgeving had te bieden gooiden zij als het ware de mensen die gedwee naar voren kwamen met een krachtige beweging over de muur. Ik zie zelfs nog een van de jongelui zijn fiets tegen de bergwand aanzetten en naar voren gaan. Anderen hadden hun kinderen aan de hand en er was een moeder bij met een kinderwagen. Het waren allemaal bekenden. Een ouder echtpaar, hij met zijn wandelstok, liep gearmd richting de muur.
Het was niet echt duidelijk of ik op enige manier leiding had in het geheel, maar ik had het er niet zo op en stond het gebeuren op een afstandje te bekijken. Ik was er nog lang niet zo zeker van of ik ook over de muur gekieperd wilde worden, dus keek ik of er misschien een andere weg was naar beneden.
Ik keek om mij heen en langs de helling naar beneden. Daar zag ik mooie aangelegde tuintjes en ik vroeg me af van wie waren verantwoordelijk voor waren hoe je er kon komen. Achter een struik vond ik een smal pad, dat zigzaggend langs de helling naar beneden voer en ik besloot dat te volgen.
Zo kwam ik beneden bij de tuintjes en wandelde over het smalle pad met aan de ene kant de muur (waar ik nog steeds niet overheen kon kijken) en aan de andere kant bloemen- en moestuintjes. Om mij heen kijkend naar de bloemen en planten die er bloeiden en groeiden liep ik nieuwsgierig genietend verder het pad af.
Aan het eind van het pad kwam ik bij kleine deur in de muur. Je moest er door om het pad verder te volgen. Ik deed de deur open en zag dat het pad zich inderdaad voortzette achter de muur en geleidelijk langs de bergen het prachtige dal invoerde naar het doel van het gedoe boven op de weg.
Toen ik door de deuropening stapte en naar rechts en naar boven keek zag ik tot mijn grote ontzetting dat er aan de andere kant van de muur niets anders was dan een steile bergwand en dat de mensen over de muur de afgrond ingekieperd werden. Ik zag hoe zij de afgrond in vielen en te pletter sloegen op de rotsen beneden.
Ik rende terug de deur door en terug het pad op. Zodra ik wist dat zij mij konden horen riep ik naar boven dat ze onmiddellijk uit moesten scheiden. Ik wees hen op het smalle paadje achter de struik dat ik gevonden en hoe ze door de deur veilig het dal achter de muur in konden lopen. Maar er was niemand die luisterde.
Deze droom had ik lang voordat ik Bisschop werd en die ik veel te laat begreep omdat ik toen niet kon weten dat ik ooit in die omstandigheid terecht zou komen. Inderdaad werd ik belemmerd door een muur van dogma’s en leerstelligheden. Ik kwam mij zelf tegen zoals dat heet en besloot de kerk de rug toe te keren. Het was mijn droom die mijn innerlijke gedachte naar boven bracht, waarschuwde en uiteindelijk, na jaren, hielp een voor mij persoonlijk belangrijk besluit te nemen waar ik geen moment spijt van heb gehad. De droom geeft mij echter niet het recht het geloof van anderen te ondermijnen. Iedereen behoort zijn geloof zelf een invulling te geven en te beleven zoals het hen wordt ingegeven. Ik intussen geloof er het mijne van zoals dat heet. Op mijn manier.