Het Uitzicht Beperkt

 

De onschuld en ik

 

Zenuwachtig wippend met zijn staartje trippelde het Grijze Kwikstaartje met snelle korte rukjes heen en weer langs de waterkant van het snelstromende riviertje in Zuid Frankrijk, waar ik in de schaduw van een van de spaarzame bomen een boek zat te lezen. Langzaam maar zeker kwam het mijn blikveld binnen gehipt. Het staartje bewoog bij elke beweging heftig op en neer en daarbij zakte het ook telkens een beetje door haar pootjes. Het leek wel of het juist zo opvallend mogelijk probeerde onopvallend bezig te zijn. Zo zocht zij onverstoorbaar en geconcentreerd tussen de stenen op de waterlijn naar insecten. Het was een grappig gezicht en het trok zich niets aan van mijn aanwezigheid. Hier en daar pikte het een spinnetje of een ander klein insect tussen de stenen vandaan en af en toe vloog het een in haar gezichtsveld voorbij vliegend vliegje of zo achterna. Dat ging zo snel dat ik niet kon zien of ze er veel succes mee had en telkens keerde ze vlug terug naar de waterkant. Kleine spinnetjes die op de warme stenen lagen te wachten op een prooi waren zich niet bewust dat zij zelf prooi waren en werden in een oogwenk weggepikt door het kwikstaartje.

 

Tja, zo is de natuur, dacht ik, en volgde geamuseerd de vastberaden en zenuwachtige bewegingen van het beestje. Aan het lot van de spinnetjes en de andere insecten die het tussen de stenen vandaan pikte dacht ik verder niet. Ach, het waren maar spinnetjes en de andere beestjes zag ik geen eens.

 

Totdat er een mooi klein blauw vlindertje aan kwam fladderen. De zon viel op haar vleugeltjes en zoals altijd verbaasde het mij hoe het eigenlijk mogelijk was dat zo’n beestje vliegen kon en in gedachten probeerde ik mij een stukje papier in de vorm van een vlinder voor te stellen en het net zo te laten zweven als een vlinder wel eens doet: het zou nooit lukken. Net zoals een modern gevechtsvliegtuig onmogelijk uit zichzelf in de lucht kan blijven moest ook zo’n vlindertje een soort ‘fly by wire’ systeem hebben stelde ik mij zo voor. Hoe was het anders mogelijk dat de invloed van de wind op de in verhouding enorme vleugels tot het kleine lichaampje van het beestje konden worden verwerkt tot de altijd weer imponerende maar o zo fragiele vliegbewegingen.

 

Het vlindertje fladderde mijn ogen oogstrelend vrolijk verder in de richting van de waterkant en streek neer op een van de warme steentjes. Je ziet wel eens meer meerdere vlindertjes zo bij elkaar zitten. Ze snoepen dan met opgevouwen vleugeltjes kleine zoutkristalletjes van verdampt water of een laatst restje vocht op. Zo ook het kleine blauwe vlindertje. Af en toe spreidde het haar vleugeltjes en kleurde het steentje blauw. Dat had ze beter niet kunnen doen. Opmerkzaam gemaakt door de beweging van de plotseling blauw kleurende vleugeltjes sprintte het kwikstaartje, dat haar op een halve meter was genaderd, in een nauwelijks te volgen beweging op het vlindertje af. In een oogwenk verdween het vlindertje van de steen en vloog het kwikstaartje met twee blauwe vlekjes aan weerszijden van zijn snaveltje weg.

 

Ach, dacht ik, arm vlindertje... zich van geen kwaad bewust, onschuldig en alleen bezig mooi te zijn. Ze drinken nectar of andere sappen en brengen stuifmeel van bloemen en planten over en weer en voor de rest zijn ze alleen maar mooi. Zo stel ik mij vlinders voor. Volgens mij bestaan er geen ‘killer’ vlinders. Groot of klein, ze zijn altijd van een bijzondere schoonheid en als er een toevallig eens op je arm neerstrijkt blijf je vertedert en roerloos zitten om zo’n moment vooral niet te verstoren. Je voelt het niet en je hoort het niet. Ik heb mijn hond wel eens geïrriteerd naar een vlieg zien happen als die op zijn rug neer streek, maar de vlinder op zijn kop voelde hij niet. Ach…, arm vlindertje. Stomme vogel!

 

En de spinnetjes en andere insecten dan?

 

Plotseling drong het tot mij door dat ik onbewust een onderscheid had gemaakt tussen die soorten en begon mijzelf af te vragen hoe dat kwam of waarom dat zo was. Het zo even nog ogenschijnlijk onbelangrijke voorval zette mij aan het denken. Hoe komt het dat ik onbewust onderscheid maakte tussen spinnetjes en vlindertjes? Waarom werd het op zich natuurlijk ook mooie Kwikstaartje ineens het levende wezens verorberende monster(tje) dat niet anders deed dan in zijn natuurlijke behoefte voorzien?

 

Het was helemaal geen monster maar gewoon een vogeltje zoals alle andere vogeltjes… of toch niet helemaal. Want er zijn natuurlijk ook vogeltjes die alleen maar zaden of vruchten en zo eten. Vegetarische vogels zou je zeggen. Maar wat betreft de natuur maakt het ons niet uit wat en hoe zij – in dit geval het Kwikstaartje – eet. Totdat zoals in mijn geval het mooie en in mijn ogen onschuldige vlindertje het slachtoffer werd van het Kwikstaartje. Alleen omdat het mij trof en om dat ik van beide diertjes zat te genieten. En ineens was er nog maar een van de twee. In een oogwenk was een leven voorbij. En plotseling was ik pro vlindertje en verbaast over het niets ontziende instinctieve gedrag van het vogeltje. Pas even later realiseerde ik mij dat ook de andere insecten die het Kwikstaartje had verorberd ‘slachtoffer’ waren.

 

Was het misschien de onderliggende gedachte dat spinnetjes en ander insecten enge kriebelende en stekende beestjes zijn? En ik dacht: mensen zijn precies eender ten opzichte van elkaar. Maar dan zeggen we niet dat het een vanzelfsprekende oorzaak heeft. Wat betreft de natuur denken we in termen als het recht van de sterkste en de processen voor de instandhouding van de soorten of gewoon instinct. Zo zijn er zaadeters, vleeseters en aaseters die allemaal een doel hebben in het natuurlijk bestel en daarom nemen wij het hun als zo danig niet kwalijk.

 

Soms vergelijken we onze levenswijze met die van de mieren of bijen voor wat betreft ijver en efficiëntie maar walgen we van de eetgewoonten van aaseters zoals de hyena’s of aasgieren. We kunnen er wel begrip voor opbrengen, want zo is nu eenmaal de natuur.

 

Zo is het niet verwonderlijk dat wij ook voor wat betreft de mensen in onze omgeving onbewust – maar ook vaak bewust – onderscheidt maken tussen mooie en lelijke, grote en kleine, arme en rijke mensen. Maar we kunnen ons in de beoordeling van de persoonlijkheid van die verschillende ‘typen’ – voor zover dat nodig mocht zijn - goed vergissen.

 

In eerste instantie was het Kwikstaartje leuk om naar te kijken. De manier waarop het zich hyperactief bewoog was leuk om te zien. Maar ondertussen vrat het alles wat het tegen kwam zonder pardon op. Misschien had het wel voorkeuren, het leek er echter op dat alles wat bewoog en niet te groot was in principe eetbaar werd geacht. Begrijp me goed, zo’n beestje weet niet beter en in feite doet het niet anders dan wij maar dan in volkomen onschuld.

 

Als ik naar iemand kijk die vrolijk en actief, drukdoende is zijn doelstellingen te bereiken kan ik daar heel veel respect voor hebben. Het kan qua uiterlijk een leuke meid of een leuke vent zijn en in de omgang een aantrekkelijke persoonlijkheid. Toch kan het zo zijn dat die persoon om zijn doelstelling te bereiken links en rechts bewust slachtoffers maakt en dan is dat niet in onschuld.

 

In tegenstelling tot het Kwikstaartje, dat voor wat betreft zijn natuur niets te verwijten valt en daardoor zijn schoonheid behoudt, valt de mens zoals hiervoor beschreven zogezegd door de mand. Dan blijkt zijn vrolijkheid een vals voorwendsel te zijn om zijn niet zo onschuldige activiteiten bijvoorbeeld te bedekken. Hoewel qua uiterlijk zij er nog precies eender uit zien zijn we hopelijk op tijd om door die uiterlijke façade heen te kijken. Om tot de ontdekking te komen dat we ons hebben vergist in de persoon en ons hebben laten leiden door het uiterlijk en de zichtbare handelingen.

 

Het is in de omgang met mensen, vooral in de maatschappij, nodig om ook onze medemens te beschouwen, soms te bekritiseren en in bepaalde omstandigheden zogenaamd ‘door de molen’ te halen, te screenen heet dat. Ik herinner mij dat, toen ik mijn dienstplicht moest gaan vervullen, tot twee generaties terug het verleden van mijn familie in de mannelijke lijn is nagetrokken. Terwijl ik zelf echt altijd het braafste jongetje in de klas en uit de beurt was. Maar ja, misschien was dat het juist wel? Wat viel er achter mijn onschuldig lijkende façade te ontdekken?

 

En ook ik, net als het vlindertje, ben af en toe wel eens slachtoffer geworden van andermans praktijken. Gelukkig niet letterlijk opgevreten, maar toch wel slachtoffer van andermans ijver om zijn doelstelling te bereiken. Achteraf zie je dan uiteindelijk hoe alles in zijn werk is gegaan en weet je dat het je geen tweede keer zal overkomen. Het vlindertje kon het echter niet meer na vertellen. En ook dat komt voor in de omgang met mensen.

 

Het verschil tussen mens en dier is, dat de mens altijd probeert een omstandigheid op een bepaalde manier uit te buiten. Je zult in de natuur geen te dikke volgevreten dieren vinden. Er zijn er wel die hun buik in een keer vol vreten, maar vervolgens pas weer op rooftocht gaan als het vorige maal is verteerd, wat bij sommige slangen soms wel een maand duurt. De mens daar en tegen, eet net zolang tot hij niet meer kan, zeker als het gratis is.

 

Tijdens alweer een groot bedrijfsfeest, dit keer in een keer voor meer dan twintigduizend mensen stroomde het bier op een gegeven moment letterlijk van de trappen. Een aantal was zo dronken geworden van het vrij te verkrijgen vocht dat ze niet meer bij machte waren om het op fatsoenlijke wijze naar hun mond te krijgen of in de hand te houden. De etenswaren bleven half verorberend achter op de tafels of de grond. Degene die geduldig hun beurt afwachten restte slechts de resten van wat toch voldoende had moeten zijn voor alle aanwezigen.

 

Gulzigheid is geen dierlijk gedrag. Soms, als je bijvoorbeeld naar gieren kijkt, die al vechtend met bebloede koppen hun plekje op een kadaver verdedigen, lijkt er bij dieren ook sprake van gulzigheid. Maar op dat ene moment van overvloed volgt voor hen vaak een dagenlange gedwongen vasten periode. Voedsel is een mogelijkheid die zich af en toe voordoet en dan maar hopen dat er geen andere kapers op de kust zijn. In elk geval wordt er niets verspild.

 

Met behoorlijk wat ongenoegen nam ik de buitensporigheden van de personen waar die toch ook ergens in het land mijn collega’s waren. Ineens waren zij anders, ik wilde daar niet mee geassocieerd worden heet dat dan. Hoe aardig ze voorheen ook leken. Zij vielen af door hun gedrag. Aanvankelijk mooie vrolijke mensen die zich uiteindelijk niet konden beheersen en voor anderen de sfeer verpesten. Gelukkig was het gebouw groot en waren er genoeg plekken en vormen van vertier die overbleven om weer op positiever gedachten te komen.

 

Dat geeft ook een verschil tussen mens en dier aan. Wij kunnen bepalen hoe, waar en wanneer wij dingen doen. Eten, werken en plezier hebben hoeven niet per se gedwongen aangelegenheden te zijn. De kost verdienen is weliswaar een noodzaak, net als eten en ontspanning, maar meestal kunnen wij dat zelf een richting of tijd geven.

 

Mensen in ontwikkelingslanden kijken met grote ogen naar alle decadentie van de bewoners van de zogenaamde rijke landen, die zich onbehouwen volvreten en verrijken met dat wat de aarde voortbrengt aan voedsel en wat zij zelf kweken, telen en anderszins produceren aan genotsmiddelen ten koste van hen. Olie, tabak, vlees, verdovende middelen, ontbossing voor hardhout of bijvoorbeeld skigebieden aanleggen of ander vertier zoals golfbanen. Uitbuiting in de zogenaamde lage loonlanden waar vaak ook nog sprake is van kinderarbeid. Misstanden in diamant, goud- en zilvermijnen. Veelal staan wij daar niet bij stil en zijn wij onbewust Kwikstaartjes die zonder onderscheid alles opeten wat er te eten valt en ons ook de mooie dingen toe eigenen zodanig, zodat een ander er niet meer van genieten kan.

 

Ik ben ook een ‘aannemer des persoons’ en kijk ik af en toe een beetje op mijzelf neer, want voor mijn dagelijkse handelen en de gewoonten en gebruiken die mijn leven aangenaam maken, maak ik op de een of andere manier ook misbruik van andere mensen. Ook ik eet graag een stukje vlees en ben zuinig met het kopen van kleding, maar sta er niet bij stil dat elke kilo vlees bijna zeven kilo voedingsstoffen heeft gekost om het varken of rund zover te krijgen voordat het geslacht werd. Dat de kleding die ik kocht onder erbarmelijke omstandigheden werd vervaardigd in volgepakte fabriekjes waar nog steeds geen enkele rekening wordt gehouden met het welzijn van de arbeiders die slechts een karig loon krijgen.

 

Ach, was ik maar gewoon een Kwikstaartje, ik zou mij daarover geen zorgen hoeven maken en nog steeds een plezier voor het oog zijn voor menig vogelaar. Behalve dan voor het vlindertje en de andere insecten natuurlijk. Nee doe geen moeite om mij voor te stellen als kwikstaartje. Ik ben niet kwik en heb ook geen staartje en intussen ook geen plezier meer voor het oog. En of ik een plezierig mens ben… nou een beetje wel. Maar onschuldig? Nee, er zijn zat dingen die voor verandering of verbetering vatbaar zijn. Gewoon gewone dingen. Eetgewoonten, koopgewoonten, de manier waarin ik mij soms uitdruk en zelfs wat ik soms denk. Er zijn zoveel gewoonten die ook mij voor een deel verantwoordelijk maken voor gebeurtenissen om mij heen en doordat ze zo gewoon zijn niet eens meer tot het bewust zijn doordringen. Gewoon, gewoonlijk, gewoonten… begrippen die er toe kunnen leiden dat een noodzakelijk gewoonte, de compassie voor mijn/onze naaste(n)niet meer tot de gewoonte behoort. Want compassie hebben voor een ander maakt je bewust dat je echt zo af en toe eens jezelf een spiegel voor moet houden. Ik ben in elk geval niet zo onschuldig zoals van buitenaf lijkt, een oude man met een baard. Sommige kinderen kijken rond Sinterklaas en kerst een beetje angstig naar mij omhoog. Ja, ja, kijken jullie maar uit. Het is maar goed dat ik geen kwikstaartje ben.