Het Uitzicht Beperkt

 

De onschuld van het evangelie 

 

De evangelieboodschap, zoals wij het nu kennen is in de eerste plaats gebaseerd op de Bijbel. In het begin van de kerk en de verkondiging van het evangelie door de apostelen die door Jezus werden opgedragen het evangelie te verkondigen, zullen ongetwijfeld veel verslagen zijn geschreven, boodschappen zijn genoteerd en brieven verstuurd zoals onder andere de brieven die worden toegeschreven aan Paulus in het Nieuwe Testament.

 

Ook weten wij dat er overleg plaats vond tussen de apostelen en er onenigheid was met betrekking tot de verkondiging van het evangelie, bijvoorbeeld het dispuut tussen Petrus en Paulus over aan wie het evangelie verkondigt diende te worden.

 

Wij kunnen echter aannemen dat er veel meer geschreven getuigenissen uit die tijd zijn geweest, want ook de andere apostelen zullen, gezien hun afkomst en karakter, hun kijk op het evangelie van uit hun visie verkondigd hebben. De indruk van de prediking van Jezus werd beïnvloed door de zienswijze vanwege hun afkomst, de verlangens die de levensomstandigheden met zich meebrachten en de politieke situatie in die tijd. Ze begrepen Zijn boodschap ook niet altijd gelijk.

 

Nu is er tijdens het concilie van Carthago besloten uit al die indrukken en visies een bundel samen te stellen die als schriftuur voor de christelijke wereld zou gelden en werden er veel boeken en andere documenten weggelaten. Het is van zelfsprekend dat er uit veel gedachten en uitspraken, brieven en boeken een keuze moest worden gemaakt om een leesbaar en handelbaar boekwerk samen te stellen.

 

Maar die keuze werd sterk politiek beïnvloed. Anderen werden wel of niet geschikt geacht om in de gemeenten te worden voorgelezen. Deze zouden tot verwarring kunnen leiden. Niet ten onrechte overigens, want een eensluidend evangelie was er niet. Door die keuze van bovenaf werd de gelovigen opgelegd wat niet en wat wel geloofd mocht worden en konden zij zelf geen visie vormen van de evangelieboodschap, wat eerder wel gebeurde en waarover men vrijelijk met elkaar sprak. Deden zij dat nu wel, bijvoorbeeld aan de hand van geschriften die ondergronds nog werden gebruikt, dan konden zij als ketter worden beschouwd en ernstig bestraft worden, in veel gevallen tot de dood er op volgde en werd men vaak levend verbrand.

 

Hoog en laag koos eieren voor zijn geld en volgde gedwee de canon van de kerk die een zodanige macht op geestelijk en politiek gebied uitoefende dat van een vrije evangelie belevenis geen sprake meer was. Angst en verraad waren de grondslag voor het geloof en stonden een onschuldige prediking niet toe.

 

Daarom is het evangelie dat sindsdien gepredikt wordt in mijn ogen niet onschuldig en het resultaat van afvalligheid en hoogmoed van de predikers die, vooral in hogere kringen, hun eigen welzijn en welstand voor ogen hadden. De onderlaag van de mensen in die tijd waren eigenlijk niets meer dan slaaf (lijfeigenen) en waren analfabeet en waren niet in staat waarheid en kennis met betrekking tot het evangelie zelf uit te zoeken of te ervaren. Trouwens, alle verlangen daartoe werd al als afvallig bestempeld.

 

In tegenstelling tot de bedoeling van de boodschap van Jezus, waarbij de liefde voor God, Zijn Vader en de medemens door Hem, Jezus, zelf werd gepredikt, werd diezelfde boodschap nu gebruikt om het volk goedschiks of kwaadschiks in toom te houden en tegen elkaar op te zetten. Het op die manier gepredikte evangelie was niet onschuldig, gebleken aan de terreur en het bloedvergieten en leidde de mensen vanzelfsprekend tot en in verzoeking. Het was zeker niet God die hen in verzoeking leidde zoals Het Onze Vader lijkt te veronderstellen.

 

Het evangelie, zoals gepredikt door Jezus zelf, moest er toe leiden dat de schuldige mens naar aanleiding van Zijn verzoeningswerk uiteindelijk door de genade ervan onschuldig zou worden bevonden. Liefde voor God, vooral beoefend door betoon van naastenliefde en getrouwheid aan de tien geboden, die nog steeds staan voor de rechtvaardigheid van het doen en laten van de mens, is de basis voor de onschuldige belevenis van het evangelie. Nooit een opgelegde wet van een aardse machtshebber zoals dat in de derde eeuw na Christus het geval was.

 

Maar het evangelie dient onschuldig en zonder bijbedoelingen te worden aangeboden en anders dan met de liefde van God voor de mensheid door die mensheid zelf ervaren te worden. Zodra er andere doeleinden ten grondslag liggen ter prediking van het evangelie, zoals het vormen van een gemeenschap ter bescherming van de visie op de prediking op zich, is er al geen sprake meer van onschuldige prediking. Andersdenkenden zullen op hun visie worden beoordeeld, buitengesloten en eventueel zelfs daarvoor veroordeeld worden.

 

Het onbevooroordeelde en persoonlijk zoeken naar kennis en waarheid met betrekking tot God hoeft mijn inziens dan ook niet altijd of per se samen te gaan met het lidmaatschap van een kerk of genootschap dat, zoals eerder gezegd, altijd al een visie zal hebben en de zoekende daarvan zal willen overtuigen. Aan de andere kant kan het persoonlijke zoeken juist leiden tot een bepaalde visie die gesteund wordt door andere gelovigen die zich al hebben vereend in een kerk of genootschap waarop men er zich bij wil aansluiten. Eenmaal aangesloten echter wordt men geacht zich alleen aan die visie te houden en niet verder te zoeken.

 

Ik denk dat de onschuld van het evangelie alleen is te vinden in de directe en zuivere prediking van Jezus zelf en zich openbaart in de bevestiging van Het Woord in de zoekende zelf. Die God wil leren kennen, en die zich niet (alleen) laat leiden door de schriftuur of prediking van anderen.