Het Uitzicht Beperkt

 

De onschuld van het zuivere evangelie

 

Onschuld.

 

Onschuld betekent onschuldig of argeloos zijn. Terwijl onschuld uitgelegd kan worden als onschuldig zijn na beschuldigd te zijn, of niet aansprakelijk gesteld kunnen worden, bijvoorbeeld een klein kind, heeft argeloosheid al iets aan onschuld verloren.

 

Wij kunnen denken onschuldig te zijn na argeloos in een situatie te zijn betrokken. Een rechter zal echter kunnen beslissen dat wij hadden kunnen weten wat de gevolgen hadden kunnen zijn van een door ons in goeder trouw genomen beslissing. Onschuld staat dan ook niet zonder meer vast en moet bewezen kunnen worden.

 

Hoe kunnen wij nu de onschuld betrekken op het evangelie en het streven God te leren kennen?

 

Het evangelie, als boodschap van God, kan alleen begrepen worden door middel van geloof omdat God zich (nog) niet wetenschappelijk laat bewijzen waardoor de boodschap op zich niet empirisch is, dat wil zeggen: bewezen van God afkomstig is. Geloof is in eerste beginsel onschuldig omdat en zolang het niet op wetenschap gebaseerd is of bewezen is als zijnde afkomstig van God.

 

Geloof is een bovenzinnelijk begrip en is a-priori ofwel als eerste in ons bewustzijn aanwezig en wordt geprikkeld naar aanleiding van waarnemingen. Waarnemingen zijn te onderscheiden in onder andere bovenzinnelijke (metafysische) en empirische. Terwijl bovenzinnelijke waarnemingen over het algemeen zeer persoonlijk zijn, hoewel er ook bovenzinnelijke waarnemingen zijn die door meerderen tegelijk worden beleefd, zijn empirische waarnemingen voor iedereen waar te nemen dan wel wetenschappelijk verklaarbaar en hebben alleen te maken met onze zintuigen. Hoewel dat wat je ziet niet altijd is wat je denkt dat het is

 

Bewustzijn is ook weer tweeërlei uit te leggen. Als we stellen dat een deel van ons bewustzijn zich a-priori bezighoudt met de analyse van inkomende informatie, houdt een ander deel ervan zich a-posteriori bezig met ons zijns besef, een onder – en een bovenbewustzijn. Men zegt wel eens dat ons geweten voortkomt uit ons onderbewustzijn. Ik geloof dat het (zuivere) geweten van Goddelijke oorsprong is en ons het verschil tussen goed en kwaad kan of zal laten voelen.

 

Dat kleine deeltje Goddelijke oorsprong nu, is voldoende om God te leren kennen en te herkennen in de empirische wereldlijke omstandigheden van ons bestaan. Dat wil niet zeggen dat wij dat ook doen, want juist de empirische wereld dwingt ons stelling te nemen tussen feiten en mogelijkheden, wetenschap en het bovenzinnelijke.

 

Onschuld met betrekking tot de waarneming van het bovenzinnelijke is daarom niet altijd onschuldig in zijn verklaring ervan. Ook een ogenschijnlijke bovenzinnelijke ervaring kan voortkomen uit een sterke a-posteriori belevenis die zo intens is dat de ervaring te verklaren is als de wens van de (onderliggende) gedachte. Denk bijvoorbeeld aan een nachtmerrie die op zichzelf aanleiding is voor een trauma naar aanleiding van een niet zelf ervaren vliegramp, maar gezien op televisie.

 

Zo kan ook een mooie en reële droom ten basis liggen aan een diep liggende sluimerende wens of idee en ervaren worden als bovenzinnelijk, maar achteraf niet reëel toepasbaar blijkt te zijn. Toch zijn er mensen genoeg die zeggen dat hun droom is uitgekomen. Terwijl andere, niet alle dromen hoewel ze vaak nergens op slaan, bij het ontwaken eigenlijk gelijk al weer vergeten zijn.

 

Alle dromen zijn op de een of andere manier een verwerking die ons helpen dingen te verwerken, wetend of onwetend, bewust of onbewust. Het aanvankelijk bovenzinnelijke kan dus zeker beïnvloed worden door ervaringen van allerlei aard en is dus niet altijd onschuldig tot het geweten.