Het Uitzicht Beperkt

 

De weg

 

De kortste weg van A naar B is een rechte lijn en al het aanschouwelijke een kwestie van natuurlijke wetten. Voor wat de wiskunde betreft geldt de regel: voor zover niet anders bewezen blijft een stelling staan. Wat de wetten van de natuur betreft weten we gewoon nog niet alles. Een van de grootste vraagstukken is nog steeds het ontstaan van het heelal en de wereld. Er moet echter een begin zijn geweest, want we denken te weten dat alle materie is ontstaan uit of door iets of andersom.

 

Nu is dat voor de een de oerknal en voor de ander de schepping. Zo kan de schepping ontstaan zijn door de oerknal of de oerknal door een schepping. Dat wil zeggen: gepland, overdacht en in gang gezet. Hoe dan ook, het heeft lang geduurd. Hoelang? Daar zijn ook heel veel theorieën over. De vaststelling wordt verklaard door een wetenschappelijke benadering of door middel van een theologische beredenering. Wat betreft de wetenschappelijke benadering zijn er zekerheden, dat wil zeggen voor zover bewezen en ook daarna zijn er zat benaderingen die de mogelijkheid inhouden waar te zijn.

 

Maar de dingen die nog niet met zekerheid zijn vastgesteld, bewezen zijn, zijn voor de gewone mens vaak hocus pocus, onbegrijpelijk, onverklaarbaar en worden dan vaak een wonder of een mysterie. De volgende stap is die van metafysische benadering, want verklaren zullen we. Wat dat betreft zijn we nog hetzelfde als de oermens en tevens even ver.

 

De gemakkelijkste weg is aan een onbekende of mysterieuze kracht het onverklaarbare verantwoordelijk te stellen of op zijn minst een oorzaak aan te wijzen. Zover was de oermens nog niet. Een moeilijk punt is echter, dat wanneer je iets voor iets onverklaarbaars verantwoordelijk wil stellen, dat dit iets wél aangeduid of aanschouwelijk gemaakt dient te worden door het een naam te geven. Dat is de enige manier om iets in elk geval voor de geest tastbaar te maken. Met de geest bedoel ik dat deel van het verstand dat tracht dingen en gedachten voor ons denken te analyseren en te verklaren. Ook hier geldt dat als er niets vooraf (a priori) in het verstand aanwezig is met betrekking tot die voorstelling er gewoon geen vorm aan gegeven kan worden en aldus onverklaarbaar blijft. Dan hangt het af van de ervaring op zich en de fantasie om die te verklaren.

 

Daar het onverklaarbare zich wel regelmatig voordeed – en nog steeds voordoet – en gevolgen had, moest er dus ook voor de oermens een oorzaak zijn, al konden zij die niet wetenschappelijk beredeneren of benaderen. De oplossing lag voor de hand: er moest een macht of kracht zijn die hun denkvermogen te boven ging en de oorzaak werd op den duur God. Hij kreeg vele mede goden, al naar gelang er zich onverklaarbaarheden voor bleven doen. De basis voor al dit was in principe altijd de angst. Niet alleen kreeg God veel namen, Hij heeft ook veel vormen gekend. De zon, het vuur, de maan, de sterren, de bliksem, de donder, het water, aardbevingen, vulkanen, dieren, kortom alles wat de mens angst aan kon jagen moest bedwongen worden. Dat kon men niet. Dus ging men die verschijnselen tevreden proberen te stellen door offers te brengen. En vervolgens ontstonden er riten en regels om na te leven om erger te voorkomen. De angst voor natuurverschijnselen kan – en niet ten onrechte – groot zijn. De oermens zal in eerste instantie niet direct het verband hebben gelegd tussen natuurverschijnselen en (een) God, maar wel aan de macht – door de kracht – van natuurverschijnselen, zoals een vulkaan uitbarsting in je directe leefgebied, of een enorme overstroming. Of gewoon de gevolgen van de jaargetijden, die onvoorspelbaar waren, op de jacht en het gewas. Zoals sommige indianenstammen nog niet zolang geleden afhankelijk waren van de terugkeer van de buffel. Als de regen uitbleef en het gras niet groeide, bleef de buffel weg. De regendans moest dan uitkomst brengen. De Grote Geest, een prachtige benaming overigens voor een mogelijke hogere macht, werd in alles een zijnsvorm gegeven, vooral wat de natuur betreft. Het bewust worden daarvan werd niet alleen door mediteren verkregen.

 

Nog steeds wordt in bepaalde landen godsdienst bedreven die remmend werken op het zelfstandig denken, het vormende vermogen van de geest. Of het nu een theocratie is die bijvoorbeeld de ontwikkeling van de vrouw belemmerd of de aanbidding van sommige dieren die resulteren in onhygiënische toestanden, hoe dan ook, ze werkt niet alleen remmend op het individu maar uiteindelijk op de hele samenleving.

 

Maar net zoals nu zal ook toen niet iedereen bereid zijn geweest om te geloven en het onverklaarbare als taboe te blijven beschouwen. Ik denk daarbij aan de mens die de euvele moed had het taboe van vuur te doorbreken, zijn angst overwon en het te gebruiken voor eigen voordeel. Gelukkig zijn er altijd geesten geweest die de samenhang der dingen herkenden en daar hun voordeel mee deden en de kracht van wind, water en vuur en die van de aarde leerden gebruiken en voorspellen.

 

Door gebruik te durven maken van de natuurwetten of, zoals in het begin, de mogelijkheden die de elementen inhielden in plaats van er alleen maar bang voor te zijn en er de hand van God in te zien en daarin te berusten en niets anders dan dat, heeft de mens langzaam aan vooruitgang gemaakt. Die vooruitgang is daarom het product van een vooruitstrevende geest die het in eerste instantie onverklaarbare aanvaard als realiteit waarmee moest worden geleefd in plaats van om voor te leven in pure afhankelijkheid. Zoals bedoeld in de echte zin van het gezegde: je moet er mee leren leven, ermee leren omgaan.

 

Het geloof, en hiermee bedoel ik het geloven in het bovenzinnelijke dat aangeboden wordt door instellingen zoals kerken. Maar ook staatsvormen als theocratieën en sekten die niet pretenderen een kerk te zijn maar wel mensen in hun ban houden door middel van allerlei dogmatische leerstellingen, riten en aanbidding. Zij zijn allemaal een belemmering voor de vrije geest in zoverre dat die het individu als het ware dwingen tot aanbidding of loyaliteit ter meerde glorie van het instituut, de organisatie of het bestuurlijke gezag. Zo worden nog steeds zeer velen gemanipuleerd, dom gehouden en zelfs tot oorlog aangemoedigd of op zijn minst tot haat opgehitst.

 

Het gebeurt maar zelden dat een religieuze richting het aandurft zijn volgelingen aan te sporen zich vrijmoedig te ontplooien. Het houdt immers de mogelijkheid in dat er tegenstellingen worden ontdekt die zouden kunnen leiden tot ondergang van die religie. Ongetwijfeld zal het leiden tot uitsluiting van deelname aan riten of zelfs leiden tot excommunicatie. Elke op een dogmatische gebaseerde religie is dan ook haast vanzelfsprekend ‘uit den Boze’. De spellingscontrole vindt dat ‘boze’ met een hoofdletter moet, vermoedelijk vanuit de opvatting dat het boze of het kwade vereenzelvigd dient te worden in de persoon van Satan, de verpersoonlijking van het kwaad. 

 

Er is echter niets mis mee om regelmatig algemene geloofsbeginselen die aansporen het goede in de mens naar boven te halen indachtig te zijn. De boodschap zoals Jezus die voorstond is niet anders bedoeld maar dient niet gebruikt te worden om een organisatie te profileren als zijnde de enige weg tot zaligmaking.

 

Jezus echter, was een ontwikkeld mens. Het weinige vanuit de geschiedschrijving wat over Hem wordt geschreven is dat Hij een magiër of wonderdoener was. Hij was ook iemand die door zijn uitspraken en handelingen mensen aan zich wist te binden. Er waren er trouwens vele in zijn tijd die ook niet allemaal een natuurlijke dood stierven. De handjes van het volk zaten erg los en er lagen overal genoeg stenen. Maar gekruisigd worden was toch wel even wat anders. Dan was je toch wel erg tegen de normale gang van zaken – in dit geval met betrekking tot het geloof – ingegaan.

 

Hij, Jezus, was niet de eerste die gezegd had ‘Ik ben de weg…’ Maar als je op een ezeltje Jeruzalem binnenkomt rijden met alle ophef van dien, val je op bij diegenen die wat te verliezen hebben. Anderen zagen zich bedreigd in hun status (macht, functie) wat betreft het geloof. Het leek er immers op dat Hij, Jezus, bepaalde riten of gebruiken overboord wilde gooien. Dat het niet alleen zou blijven bij het omgooien van de tafeltjes van de geldwisselaars bij de tempel.

 

Anderen zagen met lede ogen toe op de groeiende aanhang die Hij achter zich kreeg en voelden zich bedreigd. Er waren er immers die in Hem de toekomstige koning van Israël zagen en dat Hij dat eventueel met het zwaard in de hand wilde bewerkstelligen.

 

‘Ik ben de weg…,’ zei Hij en je kunt je terecht afvragen waarom nu juist Zijn weg uiteindelijk zo’n impact heeft gehad op de geschiedenis. Zijn eerste volgelingen waren vooral mensen uit de lagere klasse, een enkeling daargelaten. Veel van hen begrepen echt niet alles wat Hij hen vertelde. Zelfs de twaalf die Hij tot zijn directe ‘staf’ had geroepen konden Hem niet altijd volgen, al werden zij dieper ingewijd in Zijn leer dan de andere volgelingen.

 

Jezus, noemde zichzelf ‘de zoon des mensen’ en begreep heel goed hoe Hij de mensen moest benaderen. Toch kon Hij wel eens uit de bocht schieten met bepaalde uitspraken en halen we verrast onze wenkbrauwen op. Maar Hij bleef eigenlijk altijd tamelijk netjes. Heeft u wel eens een Arabier een andere Arabier uit horen schelden? Dat is vaak zo grof op de man en zijn familie gespeeld, zo uitgebreid en gedetailleerd, dat het haast poëzie is. Je vraagt je verwonderd af hoe ze het bij elkaar krijgen. Als Jezus bepaalde personen adderengebroed noemt, of een vrouw vanwege haar afkomst vergeleek met een hond, dan valt het eigenlijk reuze mee.

 

Ondanks die enkele opmerkingen die de wenkbrauwen doen fronsen is de boodschap die Hij verkondigde er een van een volkomen naastenliefde. Als je de moeite neemt om de evangeliën die bekend zijn geworden door de vertaling van de geschriften die bij Nag Hammadi zijn gevonden, zal je merken dat die nog veel verder gaan dan de algemeen bekende, zoals de evangeliën in de Bijbel.

 

‘De weg’ die in de Nag Hammadi geschriften wordt verteld, soms in een vraag en antwoord gesprek met Jezus zelf is heel direct en lijkt niet altijd makkelijk. Het heeft dan ook meer weg van Esoterie. Er is dan ook een duidelijk verschil tussen de hedendaagse westerse christelijke kerkleer en die ooit door Jezus aan zijn naaste volgelingen werd onderwezen. Veel van het in die geschriften weergegeven onderricht wordt dan ook als vals betiteld. Geen wonder, want als je het evangelie van de Escenen leest en iedereen zou die leer volgen, zouden we allemaal eenvoudig en vegetarisch leven en nooit meer ziek worden. Zo wel, dan had je iets verkeerd gedaan en diende je jezelf te bekeren en kwam alles weer goed. Maar dat ging soms toch wel heel erg ver, zoals het regelmatig toepassen van wat wij nu een klysma noemen.

 

Die leer was voor vele vroege kerkleiders al aanleiding genoeg om een concilie bijeen te roepen. Je moest er als volgevreten kerkvader toch niet aan denken dat je behalve de ‘normale’ dogma’s ook nog eens een dieet diende na te leven, vastgelegd als geloofsleer. Zo werd die of een leer door de een toegevoegd aan de mogelijkheden om tot ‘De Weg’ te komen, en door een ander weggelaten, vereenvoudigd of zelf als ketters bestempeld.

 

Toen een van zijn volgelingen vroeg:

 

‘Here, toon ons den Vader, en het is ons genoeg,’

 

Antwoordde Jezus:

 

‘Ben Ik zo langen tijd met ulieden, en hebt gij Mij  niet gekend, Filippus? Die Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien.’ (Johannes 14 vers 9)

 

Wat moet je daar nu meer van maken? Nou, eeuwen heeft men er over gebakkeleid hoe God, bedoelende De Vader, er uit zou zien. En nog steeds breken gelovigen het hoofd over dit ‘vraagstuk’. Maar wat bedoelde Hij nou? Een aardse vader?

 

‘Ik spreek wat Ik bij Mijn Vader gezien heb; gij doet dan ook, wat gij bij uw vader gezien hebt.’ (Johannes 8 vers 38)

 

Het feit dat in de Bijbel Vader met een hoofdletter wordt geschreven is op zich geen ‘bewijs’ voor het bestaan van een Vader in de hemel zoals daarmee wordt verondersteld. Want, kun je jezelf terecht afvragen, wie heeft of hebben die veronderstelling aan ons opgedrongen? Dat ‘De Vader’ dat zelfs door middel van de Bijbel zou onderwijzen is niet juist. De Bijbel is niet anders dan een verzameling overleveringen vanouds, uiteindelijk door velen, ook nog eens op verschillende manieren op papier gezet. De originelen zijn er niet meer of worden volgens vele plottheorieën geheim gehouden.

 

Toch zijn er veel teksten waarin Hij het zelf wel terdege over zijn Vader in de Hemel heeft.

 

‘Niet allen, die tot Mij zeggen: Here, Here! zullen in het hemelrijk  komen, maar die de wil van mijn Vader in de hemel doen.’ (Matheus 7 vers 21)              

 

‘Want wie de wil van Mijn Vader in de hemel doet, die is Mijn broeder en Mijn zuster en moeder.’ (Matheus 12 vers 50)

 

‘En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Zalig zijt gij, Simon, Jona’s zoon!  want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader in  de hemel.

 

Ziet toe, dat gij niemand van deze kleinen veracht: want Ik zeg u: Hun  engelen in de hemel zien altijd het aangezicht van mijn Vader in de  hemel.’ (Matheus 18 vers 10)

 

‘Verder zeg Ik u: Is het, dat er twee onder u eens worden op aarde over iets, dat zij bidden willen, het zal hun geschieden van mijn Vader in de hemel’ (Matheus 18 vers 19)

 

De kwestie is door de eeuwen heen gebleken of Hij nou een Zoon van God in de letterlijke zin was of gewoon een zoon des mensen, zoals Hij zelf zegt.

 

Vele grote geesten – en kleintjes zoals ik – hebben daarover nagedacht. Velen zijn vanwege hun anders denken op de brandstapel terecht gekomen. Hun boeken werden of geprezen of verbrand. En dan zegt de Boeddha daarover dat het niet netjes is om je daarover druk te maken. Zelf weigert hij God bij naam te noemen. Ook bij de Joden is het niet gebruikelijk God bij Zijn naam te noemen. Hoeveel keer heb ik alleen in dit hoofdstuk al de Hemelse Vader als God aangeduid. Maar ook ik heb geen idee wat het God zijn betekent of zelfs maar is. Behalve dat ik er vaak over nadenk, weet ik, net als Plato en andere van zijn tijdgenoten en vroege kerkvaders die zijn zienswijzen gebruikten om op de een of andere manier het Zijn van God te definiëren, dat het er uiteindelijk op neerkomt dat je God als wezen of in wezen niet kan weergeven, beschrijven of omschrijven zonder te vervallen in allerlei mystieke of verwarrende dogmatische formules.

 

Hedendaagse geloofsbelevenis of spiritualiteit wordt vaak esoterie genoemd. Het verschil zit hem bij esoterie in het feit dat dogma’s ontbreken. Dat wil zeggen in principe, want ook voor wat betreft hedendaagse spiritualiteit betreft kunnen sommigen heel ver gaan en naar een ander toe door hun fanatisme afbreuk doen aan hun spirituele streven. Ook zijn er die denken dat esoterie of spiritualiteit niet zonder of alleen maar uit mystiek kan of zelf alleen uit bestaat. Zij schrijven dingen die niet te volgen zijn en die alleen mystiek zijn in veronderstelling maar verder niet bijdragen tot een hogere spiritualiteit anders dan het mystiek zijn. Dan zou je Nietzsche soms ook mystiek kunnen noemen, maar die zat gewoon vaak met zichzelf in de knoop.

 

‘De Weg’ van Jezus blinkt uit van eenvoud. Wie zien wilt, zal zien en wie horen wil zal horen, is Zijn herhaaldelijke opmerking. Sommigen hebben het inzicht om inderdaad te horen en te zien zoals Jezus het bedoelt. Anderen denken daar hulp bij nodig te hebben en vinden hun antwoord bij wereldse leraars en als start hoeft dat niet eens verkeerd te zijn. Maar mijn weg is niet de uwe of de jouwe.

 

Ik walg van de Tv-dominee in zijn peperdure kostuum en meerdere Rolls Roys’s die een ware act maakt van zijn prediking en kennelijk alleen maar populair wil zijn. En toch zitten er in zijn verhaal dingen die tot nadenken stemmen. Mijn moeder zei altijd: ‘Als je de spruitjes niet lust, eet dan wel je aardappeltjes en het vlees en geniet straks van je toetje.’ Met andere woorden: verwerp niet alles omdat een onderdeel je niet aanstaat. Intussen wordt de Tv-dominee rijker en rijker en kijkt uit naar een eigen privé jet.

 

Is ‘De Weg’ van Jezus dan zo moeilijk? Ja en nee. Voor hen die zijn weg zien als een doel op zich is het moeilijk, net als het houden van een dieet om nooit te zwaar te worden. Maar voor hen die de ‘De Weg’ zien als een manier om het doel te bereiken en zich niet hoeven te schamen als ze af en toe struikelen of zijdelings ook eens een ander pad te verkennen zal het een plezierige, onderhoudende en daardoor leerzame manier zijn om op de een of ander manier God te ervaren.

 

‘Als je God zoekt, kijk niet naar de hemel, de vogels zullen je voor zijn. Kijk ook niet in de diepten van de zee, de vissen zullen je voor zijn. Kijk eens in jezelf, keer je binnenste buiten en je buitenste binnen. Wees niet bang voor het vrouwelijke of het mannelijke in je; laat die twee een worden, zorg dat je een bent met jezelf. Draai is een steen om en geniet van al het goddelijke wat daaronder al niet te vinden en in wezen veelal onverklaarbaar is.’ (Een vrije gedachte naar verschillende teksten in Thomas evangelie.)