Het Uitzicht Beperkt
De Zuiverheid van de geest van God
(Met opzet heb ik Zuiverheid met een hoofdletter en geest met een kleine letter geschreven).
Om door het denken te komen tot zuivere ideeën over de buitenwereld, moet zekerheid worden geschapen over de juistheid en zuiverheid van denken en ideeën. Dat wat deze zuiverheid waarborgt, is volgens Descartes God. God is het volmaakte dat de Malin Génie (de stoorzender in ons denken) uitschakelt.[1]
Zuiverheid als zijnde de innerlijke volmaaktheid waaruit kan worden geput indien je daar je best voordoet. De adem des levens zoals God die in de mens blies? Wordt daarom die adem ook wel de ziel genoemd en door weer anderen de Geest van God?
En de Here God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel. (Genesis 2:7)
Voor wat de dieren betreft:
En God zeide: Dat de wateren overvloediglijk voortbrengen een gewemel van levende zielen; en het gevogelte vliege boven de aarde, in het uitspansel des hemels!
En God schiep de grote walvissen, en alle levende wremelende ziel, welke de wateren overvloediglijk voortbrachten, naar haar aard; en alle gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat het goed was.
En God zegende ze, zeggende: Zijt vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de wateren in de zeeën; en het gevogelte vermenigvuldige op de aarde!
Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de vijfde dag.
En God zeide: De aarde brenge levende zielen voort, naar haar aard, vee, en kruipend, en wild gedierte der aarde, naar zijn aard! En het was alzo. (Genesis 1 vers 20-24)
Er wordt weleens geopperd dat de geest die door God in de mens werd geblazen Zijn Geest was en daarom vervolgens werd verondersteld als zijnde de ziel die in eerste instantie Zuiver was.
Daar de ziel niet een aantoonbaar onderdeel is van ons lichaam, is het een kenmerk van het zijn en vaak als typisch menselijk beschouwd. Toch worden alle schepsels zielen genoemd in de aangehaalde teksten, met als enig maar wellicht belangrijk verschil, dat de dieren zich zelf ontwikkelden uit de wateren der zeeën en de aarde, terwijl de mens de adem des levens persoonlijk door God kreeg ingeblazen en alzo werd de mens tot een levende ziel.
Die adem des levens is dus niet vanzelfsprekend de Geest van God, maar, als je van een volgens de Bijbel door Hem persoonlijk en handmatige geschapen mens uitgaat, een op dat moment Volmaakt Zuivere schepping; een volwassen volgroeid lichaam; geheel naar Zijn beeld. Dat wil volgens mij zeggen: een voorstelling, zoals Hij het zich naar Zijn idee en ideaal had voorgesteld en geschikt voor een leven op aarde.
Die zich door Hem geïdealiseerde en zo geschapen mens is dan ook niet meer te vergelijken met de moderne mens met al zijn gebreken naar lichaam en geest en onvermogen om Zuiver te denken. Ook de ontwikkeling van de dieren die zo toepasselijk niet alleen wat grote betreft maar ook wat aantallen betreft gew(ri)emelte wordt genoemd, zijn naar mijn mening niet langer met Zijn oorspronkelijke schepping te vergelijken. Niks liefde en vrede, maar instinctief zelfbehoud. En toch door ons, ondanks sommige monsterlijkheden, over het algemeen toch als schoonheden en wonderen der natuur beschouwd.
In logion 77 van Het Thomas Evangelie staat:
‘Jezus zei: "Ik ben het licht dat over het Al schijnt.
Ik ben het Al.
Uit mij kwam het Al voort, en naar mij strekte het Al zich uit.
Klief een stuk hout en daar ben ik, til een steen op en daar zul je mij vinden.’”
Dit prachtige vers slaat direct op het vermogen en de noodzakelijkheid van het Zuivere denken. Zonder die Zuiverheid zal de moderne mens niet instaat zijn om het Goddelijke te vinden in zichzelf, zijn naaste en zijn omgeving. Hij zal daarom ook niet de aanleiding kunnen zijn tot die daden of gedragsveranderingen die leiden tot de spirituele grootsheid van de verheven door het licht geïnspireerde mens, zoals in logion 77 wordt bedoeld.
Dit vers staat ook averechts op de drang God te willen vermenselijken naar aanleiding van de aanname die doet vermoeden dat Gods de mens schiep naar zijn beeld en gelijkenis en er dus fysiek uitzien zoals wij. Maar zolang ons verstand niet toe laat het bovenzinnelijke te bevatten, zullen we niet instaat zijn het te vertalen naar begrippen of te omschrijven met woorden, waardoor het zoeken naar Hem anders dan in de geest vrijwel nutteloos is.
Nee, het klieven van een stuk hout of het optillen van een steen brengt al zoveel verbazingwekkende schoonheid voort die het onderzoeken waard zijn, ook die van de geest daaromtrent dat het haast van zelf sprekend aanleiding geeft tot dankbaarheid naar God, het Al, de Zuivere Rede, Eerste Oorzaak of zelfs Het Niets, enz., enz.
Als ik samen met mijn vrouw op de schommelbank zit en mijn tuin rondkijk of op vakantie de natuur in andere streken bekijk worden we vaak stil van alle schoonheid die ons omringd. Dan overvalt ons de ogenschijnlijke onmogelijkheid van al dat is en bestaat, het onmogelijke dat mogelijk is gemaakt door een mogelijke creatieve Onbewogen Beweger. Er is op die momenten niets mooier dan je weg te laten glijden in het mystieke van de oorzaak van dat alles en je in verwondering af te vragen: ‘hoe is het mogelijk…?’
In eerste instantie was een ongelovige voor de Islam niet zozeer iemand die niet in God geloofde, maar iemand die Hem, God, geen dankbaarheid of eerbied bewees en dat hoofdzakelijk door middel van het gebed tot uitdrukking bracht. Het zelfde gold voor de nutteloosheid van de behoefte om God te omschrijven of uit te beelden. Was het daar maar bij gebleven.
Maar de geschiedenis leert ons dat de behoefte om Godsdienst te belijden als onderdeel van een staatsvorm, leidde tot tweedracht en onderlinge strijd in woord en daad. De Onbewogen Beweger werd omgeturnd tot Bewogen Beweger en kreeg allerlei menselijke eigenschappen toegeschreven. Alleen zo lijkt de moderne mens zich nog in hun kerken, moskeeën en andere heiligdommen met of in God te kunnen verenigen.
De verschillende geloofsbelijdenissen dringen of dwingen je te denken in de richting van een aanduidbare en vergelijkbare God met ons beperkt verbeeldingsvermogen tot het bovenzinnelijke. New Age-gedachten en uitspraken van andere spirituele aard worden met minachting terzijde geschoven.
Nadenken over de mogelijkheid van een Onbewogen Beweger vond ik heel plezierige en het stelde mij instaat om mijzelf zo voor te stellen en kwam tot de conclusie dat dit menselijk gezien verschrikkelijk moeilijk is. Want impulsief als ik ben, de neiging om snel op dingen te reageren heeft er vele malen toe geleid dat ik mijn verontschuldigingen moest aan bieden. De Onbewogen Beweger zoals ik Hem mij voorstel is alleszins de moeite waard om op een respectvolle wijze over na te denken of mee om te gaan.
Creatio ex nihilo[2]
Creatio ex nihilo is Latijn voor schepping uit het niets. Deze Latijnse uitdrukking wordt gebruikt in de theologie om aan te duiden dat God de hemel en de aarde uit ‘niets’ geschapen heeft. De hemel en de aarde komen in de Bijbel voort door het spreken van God. Voordat God ging scheppen was er niets. De Griekse filosofie leerde dat hemel en aarde uit de eeuwige stof zijn ontstaan.
Deze twee tegenstellingen geven ook veel mogelijkheden om te overdenking, ook wanneer je de oorzaak van het ontstaan niet alleen wetenschappelijk kunt benaderen. Wel moet je deze materie heel rustig en zonder drang tot een ultieme oplossing proberen te benaderen, anders word je er alleen maar zenuwachtig of misschien zelfs gedeprimeerd van. Dat laatste lijkt misschien overdreven, maar nadenken over iets wat je bij voorbaat waarschijnlijk niet echt verklaren kunt kan tot hopeloosheid leiden. Doe het om jezelf het plezier van (over)denken te gunnen.
Als je echter open staat voor alle mooie gedachten die de vrije geest zo bezig zijnde je laat denken, mogelijkheden en onmogelijkheden tegen elkaar afwegend, kan je op die momenten van rust, zowel thuis als op een mooi plekje in de natuur of alleen, in stille devotie in een kerk, tot prachtige persoonlijke gedachten komen.
Het nadenken over creatio ex nihilo of uit stof zijn zo verschillend, dat ze onherroepelijk leiden tot aan de ene kant volkomen lege gedachten en aan de andere kant juist uitgebreide fantasieën, zeker als jezelf aanpassingen of verbeteringen gaat bedenken op dat wat al geschapen gedacht wordt. Bijvoorbeeld een aan en uitknopje als iemand (te) boos wordt of een ingebouwd reset knopje als je de fout in dreigt te gaan.
Creatio ex nihilo laat wel toe om helemaal zuiver en met eigen ideeën te beginnen. Er is echter een belangrijk nadeel: je kunt er niet omheen dat jij al bestaat. Je denkt immers[3] en dat feit op zich is al belangrijk genoeg om aan te nemen dat er altijd zoiets moet zijn als een eerste oorzaak.
Niets uit niets lijkt haast een onmogelijke veronderstelling om van uit te gaan. Het is haast net zo iets als proberen te omschrijven wat eeuwigheid qua tijd inhoud. Dat kan je niet zonder het definiëren van het begrip tijd en het terug te brengen tot een begrip dat begrijpelijk is naar menselijk maatstaven.
Niets en eeuwigheid laten zich gewoon niet beschrijven zonder een eerste oorzaak die dingen in gang zet. Iets dat zich alsmaar voortzet door middel van oorzaak en gevolg. Anders kunnen wij ons dingen nauwelijks of niet voorstellen. Het enige wat ik mij voor kan stellen bij niets is volkomen duisternis en als ik dat doe besluipt mij een gevoel dat op paniek lijkt.
Als ik mijzelf als al bestaand beschouw, zou ik er van uit kunnen gaan, dat er een andere sfeer is waar ik die duisternis kan overzien. Zoiets als men tegenwoordig de plaats van mogelijke zwarte gaten aan kan duiden maar niet kan vaststellen wat het nu eigenlijk is.
Toch fantaseert men er lustig op los wat de mogelijkheden of gevolgen van zo’n zwart gat kunnen zijn. Eigenlijk dus ook een soort geestelijk scheppen uit niets of in dit geval in de gedachten van: Er is iets, wat kunnen we er mee doen? Bijvoorbeeld het reizen in de tijd of hoe afstanden in lichtjaren gemeten kunnen worden overbrugd.
Niets is of kan dus best betrekkelijk zijn. Zelfs als je leegte beschouwd moet er iets anders bestaan waardoor die leegte kan worden bewezen en zo tot iets wordt waarmee gewerkt kan worden. Als het volkomen donker is zeggen we dat we niets zien. We zien geen hand voor de ogen. Volkomen duisternis. En als we ons dan ook nog eens op volkomen onbekend terrein bevinden, kunnen we ons geen voorstelling maken hoe onze omgeving er uit ziet. Maar dat er een omgeving is staat vast. We kunnen er alleen naar gissen. Als we licht kunnen brengen in die duisternis, blijkt die duisternis een onuitputtelijke hoeveelheid mogelijkheden te bevatten die wij kunnen gebruiken om weer andere mogelijkheden te creëren. Alleen… hoe komen we aan dat licht.
En zo blijven er altijd onderwerpen waarover je kunt nadenken of fantaseren en kom je misschien tot een eigen creatie. Een creatie waaraan je in het begin verbeteringen aan brengt en bijstuurt, maar uiteindelijk zelfstandigheid verleent, waarna jezelf onverstoord en onbewogen verder gaat en volmaaktheid nastreeft in die dingen die je in beweging zet.
[1] Wikipedia
[2] Wikipedia
[3] ‘Ik denk, dus Ik ben (of: ik besta)’. Descartes