Het Uitzicht Beperkt
Geloof is een behoefte
Ik geloof. Daar ben ik zeker van. Waarin? Dat varieert van tijd tot tijd. ‘Maar dat kan toch niet,’ zullen gelovigen zeggen. Jawel, dat kan, het ligt er maar aan waarin je gelooft. Je kunt ten slotte ook geloven dat iets (wel eens) niet waar zou kunnen zijn. Zelfs een atheïst gelooft. Weliswaar niet in God, dat wil zeggen in een God die hemel en aarde heeft geschapen, maar in andere dingen. Want zonder geloof is er geen behoefte iets te ondernemen. Ik bedoel, aan elke behoefte iets te bereiken ligt geloof in een idee ten grondslag. Hetzij door het bedenken van een heel nieuwe theorie of gebruiksvoorwerp, hetzij een verdere ontwikkeling van bijvoorbeeld een al bestaande wetenschap. Geloven hoeft niet per se met geloven op Godsdienstig vlak te maken.
De eerste mensen, ook Adam en Eva als je er in gelooft, kregen te maken met onverklaarbare zaken, zoals natuurgeweld en gevolgen naar aanleiding van handelingen die goed, maar ook slecht afliepen, noem het oorzaak en gevolg. Vooral die dingen die verkeerd afliepen vroegen om een verklaring. Als er geen jachtbuit werd behaald of als er een oogst mislukte. Maar ook dingen waarin men niet de hand had. Overstromingen, of het uitblijven van de lente.
Veel van de eerste ontdekkingen van de eerste mens berusten op ‘toeval’. De voordelen van het gebruik van vuur bijvoorbeeld. De angst voor donder en bliksem was al reden genoeg voor het geloven in hogere machten, maar ook de behoefte om dankbaarheid te tonen voor het vuur en de warmte ervan en de andere mogelijkheden die het bood.
Al die mogelijkheden die voortkwamen uit het benutten van de elementen, ontstonden welhaast vanzelfsprekend. De mens is ook mens omdat hij in staat is meer dan alleen instinctief te denken. Als je in het scheppingsverhaal geloofd was het denkvermogen na de schepping volledig ontwikkeld, bij een ontwikkelingstheorie is het langzamerhand toegenomen. Maar elk denken, hoe primitief ook, vindt op den duur mogelijkheden om de omstandigheden te verlichten. Kijk bijvoorbeeld hoe een aap een stokje gebruikt om mieren uit een mierenhoop te vissen. En zo zijn er in de natuur talloze voorbeelden te noemen waarin de natuur zelf de oorzaak zijn van het veranderen van een soort, zoals Darwin probeert aan te tonen met zijn theorie over de Darwinvink. Ik ben er echter nog steeds niet van overtuigd dat de mens afstamt van de aap. Het zou kunnen, maar ik ben er nog niet van overtuigd. Maar dat is een heel ander verhaal.
Door de gebeurtenissen die de eerste mens(en) meemaakten, zocht men naar verklaringen. Waarom gebeurde dit of waarom gebeurde dat. Waarom sterf iemand plotseling en wordt de ander oud? Waarom krijgen de meesten wel kinderen en een ander niet? Veel oorzaken zijn wetenschappelijk te verklaren, maar voor een diep gelovig mens blijven dingen een mysterie.
Ik kan mij nog goed herinneren dat tijdens een weekje bij kennissen op een boerderij er een zwaar onweer uitbrak. Ik was denk ik een jaar of acht en was helemaal niet bang voor onweer en stond voor het raam over het weiland te kijken. Prachtige bliksemschichten vormden zich in de verte. De donderslagen waren wel harder dan in de stad, dat wel. Maar die vond ik eerder indrukwekkend dan beangstigend. Zoals de klappen bij mooi vuurwerk.
De boerin vroeg ons echter aan tafel te komen zitten en zei met een heel ander soort ontzag voor al het natuurgeweld en vol devotie: ‘God spreekt!’. Ik herinner mij dat die uitspraak mij toch wel deed denken. Zo had ik onweer nog nooit bekeken.
Zo stel ik mij ook de primitieve mens voor die niet goed raad wist met al dat natuurgeweld. Totdat iemand op het idee kwam dat er vermoedelijk een bovennatuurlijke oorzaak aan ten grondslag lag. Toen dan ook nog zulke gebeurtenissen door toeval leken te kunnen worden bedwongen door een op het juiste moment geprevelde bezwering, was de medicijnman, sjamaan, heks of priester in zo’n gemeenschap een feit.
Hieruit ontstonden hele priesterschapsculturen en mede de daardoor haast vanzelfsprekende geestelijke terreur die leidde tot het brengen van offers en verering dat op zijn beurt weer leidde tot elitevorming en fysieke onderdrukking.
Er zijn echter ook heel veel oprechte mensen geweest, die hun gave ter beschikking stelden van hun gemeenschap, die niet vereert maar geëerd werden. Die kennis hadden van de mogelijkheden die de natuur biedt ter genezing van ziekten. Er worden nog zat halfedelstenen aangeschaft vanwege hun vermeende invloed op ons gestel. Ik zal de laatste zijn die dat betwijfeld, maar ook daar ben ik niet van overtuigd. Mooi zijn ze vaak wel, die stenen. Is het bijgeloof? Velen zweren erbij. In de middeleeuwen belanden velen vanwege hun kennis van de natuur op de brandstapel als heksen.
Ik kende iemand die allerlei ringen en kettinkjes droeg die allemaal invloed zouden hebben op zijn gestel en denken. Maar ook ter bescherming. Behalve die dag, toen een zwarte kat voor hem langs overstak. Daar kon kennelijk geen kruid of talisman tegenop. Hij heeft zijn auto aan de kant gezet, is uitgestapt en is teruggelopen naar huis. Die dag is hij niet naar zijn werk gegaan. Dat besluit was volgens mij niet overbodig. De auto waarin hij reed werd letterlijk en figuurlijk bij elkaar gehouden met ijzerdraad en touw. De uitlaat was kapot en de remmen werkten niet goed. Het rechterportier kon niet gebruikt worden. Als je het opendeed viel het op de grond. Zo gezien betekent een overstekende zwarte kat altijd een onheilsbode, in elk geval de bestuurder. Maar voor de medeweggebruikers daar en tegen een zegen. Hij geloofde er zo sterk in dat het zijn leven van de ochtend tot en met de avond helemaal beheerste. Het was geen dom mens. Hij was scheepsbouwkundig ingenieur.
In mijn kindertijd ging ik regelmatig op de fiets naar het Kralingsebos bij Rotterdam. Dan ging ik graag naar de boswachterij. Daar werden konijnen gehouden, veel sierduiven en ook pauwen. Tegenwoordig zou men het een kinderboerderij noemen. Die pauwen vond ik prachtig, zeker de mannetjes als die pronkten.
Op een dag kreeg ik van de boswachter een paar prachtige pauwenveren, wel een stuk of zes. Trots fietste ik naar huis om ze aan mijn moeder te laten zien. Nou, dat viel tegen. De veren mochten het huis niet in. Bijgeloof. Ze brachten ongeluk in huis. Teleurgesteld heb ik ze toen maar aan een vriendje gegeven.
Ik persoonlijk vind dat primitief geloven. Niet dat dit soort geloven niet zouden kunnen bijdragen tot een positieve levenshouding of instelling. Misschien heeft de zwarte kat juist wel zijn leven beschermd. Maar bij veel volken zorgt juist het bijgeloof voor angst en geestelijke onderdrukking. In de middeleeuwen was het in bezit hebben van een zwarte kat of een huisapotheek van kruiden - laat staan beide - al voldoende om op de brandstapel terecht te komen.
Angst verkondigen is een middel om mensen tot geloof te dwingen. Zo verging dat de volken die in de tijden van het ontdekken van nieuwe werelden werden gekerstend. Zeker die volken die zelf al in onze ogen de verschrikkelijkste methoden hadden om hun goden te vereren. Als dan ook nog eens de verschijning van blanke mannen met een baard die een geheel leken te vormen met hun paard een vervulling leek te zijn van een profetie, nou dan wilde je jezelf wel bekeren. Gekerstend worden heette dat.
Zelfs bang zijn om niet te kunnen voldoen aan de een of andere Goddelijke wens is niet goed voor de innerlijke rust die de belevenis van Gods woord juist teweeg zou moeten brengen.
Hoe komt het dan toch dat geloven alleen gevoed lijkt te kunnen worden door een bepaalde (gekozen) Godsdienst en zo belangrijk is voor miljarden mensen? Ik denk dat de onzekerheid van het bestaan, net zoals de primitieve mens ervoer nog steeds de drijfveer is voor het geloof, bewust of onbewust. Geloven in iets dat een positieve uitstraling heeft geeft hoop op betere omstandigheden en spoort aan het goede uit de mogelijkheden te halen. Geloven in het kunnen bereiken of vervaardigen van iets spoort aan tot daden, zeker als dat ondersteunt wordt door geloofsgenoten.
Geloven moet aansporen tot het willen bereiken van een doel. De filosoof Immanuel Kant gaat er van uit dat geloven in het bovenzinnelijke het streven naar een onbereikbaar doel inhoud, waar ik het, zoals eerder gezegd, niet mee eens ben.
Voor mij is geloof de basis van de wilskracht van de mens. Natuurlijk zal de wetenschap daar wel een andere naam voor hebben, maar ik ben er van overtuigd, dat er zonder geloof geen vooruitgang is.
Uitvinders en geleerden zijn jaren lang, en soms hun hele leven, bezig met het ontwikkelen van een idee. Het idee voor de boekdrukkunst werd denk ik geboren om een manier te vinden sneller boeken te kunnen produceren. Hoe lang zal de bedenker gedaan hebben om tot een redelijk resultaat te komen dat uiteindelijk tot de drukpers heeft geleid? Vele ambachten zijn ontstaan met de hoop om een beter product te krijgen of om de leefomstandigheden te verbeteren waar door bijvoorbeeld kinderarbeid kon worden afgeschaft.
Geloof is dus niet alleen een voortvloeisel van het Godsdienstige bestel. De mens wordt onbewust aangespoord te geloven. Een depressief mens ‘gelooft er niet meer in’, en zal zich zelfs van het leven willen beroven, omdat hij gelooft dat het de oplossing is voor alle problemen, dus gelooft hij. Of moet je onderscheid maken tussen geloven en denken?
Dan kom ik weer bij mijn lievelingsonderwerp, het denken.
Ik zie, net zoals heel veel filosofen (wat ik overigens zelf niet pretendeer te zijn), het denken als een fundamenteel onderdeel voor het bestaan van de mens. Daarom is het mijns inziens verfoeilijk dat Godsdiensten trachten te bewijzen dat het volgen van de leerstellingen of dogma’s van de prediking genoeg is voor het leven en het inzicht van het bovenzinnelijke. Dat is slechts maar ten dele waar. Voor het bereiken van een bovenzinnelijk doel misschien wel. Zo’n doel wordt immers pas bereikt na de overgang van dit leven naar een volgend leven, hoe dat dan ook verkondigd wordt. Niemand is ooit teruggekomen om het te zeggen hoe het er boven werkelijk aan toe gaat. Of het gebeurt in een droom, zoals mijn vrouw ervaarde en waarin haar nog maar pas overleden moeder verscheen.
‘Mam, hoe is het daar boven?’
En haar moeder antwoordde: ‘Goed! Maar…’
Voor de een is dat het kloosterleven en voor de ander betekent het dat je jezelf moet opblazen in een school met kindertjes om het bovenzinnelijke te ervaren. Maar de realiteit bewijst dat heel veel andere dingen naast de religie bepalend zijn voor ons geestelijk welzijn. Wel geef ik toe, dat ook de waarde van een op de juiste wijze ervaren geloofsleven veel van die realiteit helpt verlichten en te blijven hopen.
De realiteit van het leven zelf vereist denken en geloven op velerlei gebied. Jezelf buiten het dagelijkse leven te plaatsen heeft geen toevoegende waarde voor de mensheid, al houdt dat in dat je de hele dag op je knieën ligt te bidden voor de mensheid. Soms heeft een dergelijke levenswijze een positieve uitstraling, maar dat komt niet veel voor. Heel wat goeroes zijn al van hun bergje getuimeld. Als je gaat zitten geloven en bidden in een hutje op de hei, voor mijn part met een aantal volgelingen, zal dat eerder leiden tot uitsluiting en onbegrip dan tot inspiratie naar de buitenwereld.
Alle geloof moet gestaafd worden door het verstand of dat het geloofde niet alleen jouw persoonlijke ego maar ook die van de omgeving ten goede komt.
Dat zal een Godsdienst natuurlijk altijd proberen uit te stralen. En ik vind dat Godsdienst in zijn pure vorm dat behoort ook te doen, met als enige bedoeling het goede in de mens naar boven te halen. Of je daardoor zal kunnen komen naar een voorgesteld paradijs of hemels tehuis, zou eigenlijk bijzaak moeten zijn. Maar juist dat wordt als hoofddoel gemaakt door vele Godsdiensten. Het niet houden aan de dogma’s en andere leefregels leidt tot hel en verdoemenis. Dan ligt niet langer het persoonlijke denken, geloven en hopen aan de basis van je vooruitgang, maar meestal het belang van het voortbestaan van de beleden Godsdienst. Zoals (maar zeker niet alleen) de geschiedenis van de Roomse kerk bewijst, die tot uitersten leidde.
Maar wat kan geloven bijvoorbeeld in je zelf je niet maken tot een rots in de branding voor anderen. Ik heb het niet over idool vorming, want dat is vergankelijk. Neem zuster Theresa en haar mede zusters. Zij geloofden diep en vanuit dat geloof hebben zij kracht geput en mogelijkheden bedacht en gevonden om vele duizenden te kunnen troosten en helpen. Zij wist dat ze het kon, maar altijd God daarvoor dankend en haar medewerkers te inspireren hetzelfde te doen. Zij waren niet uit op roem en glorie. Die werd hen toegekend door de wereld die zelf niet bij machte was om een verandering in de levensomstandigheden van de door haar verpleegden en verzorgden tot stand te brengen.
Geloven in jezelf, al of niet gevoed door geloof in God, zal leiden tot bereidheid je in te zetten een doel te bereiken. We hebben het niet allemaal in ons om van het kaliber moeder Theresia te zijn. Maar geloven in jezelf kan leiden tot vele mogelijkheden in de maatschappij, maar ook in het gezin. Als je jezelf volhoudt dat je niet kunt leren, of zoals dat vroeger gebeurde, je vanwege je afkomst ‘veroordeeld’ werd tot de Technische School of Huishoudschool. Je legde je bij je ‘lot’ neer. Wat had ik een hekel aan mijn overall op de TS. Ik kreeg paniekaanvallen als die overall niet gauw genoeg kon uittrekken na een middag in de zon achter het glas, claustrofobie, maar dat wist ik toen nog niet. Ik moest met mijn vijftiende al gaan werken, maar had geluk en eindigde niet aan de lopende band (met alle respect). Veel meisjes werden dan schoonmaakster of werkster voor een gezin. Mijn moeder, beslist niet dom en zeer muzikaal, had ook geen opleiding gehad en toen ze na de scheiding niet meer kon rekenen op de inkomsten van mijn vader moest zij ook gaan werken; als werkster bij een gezin en schoonmaakster in een winkel en verkoopster in een kiosk voor kranten en tijdschriften. Ik heb daar na schooltijd heel wat stripboekjes zitten lezen. Wat heeft zij hard gewerkt om rond te kunnen komen. En toch kon ze mij mijn eerste gitaar geven voor mijn verjaardag, een prachtig donker gevlamd exemplaar met inleg van parelmoer. Hij moet voor die tijd heel duur zijn geweest.
Het was die gitaar die zo ontzettend veel plezier in mijn jonge leven heeft gebracht. Ik maakte zelf muziek, schreef zelf liedjes, heb opgetreden en kreeg applaus. Met dat ding kon ik blijdschap en verdriet uitten. Het gaf me een doel, dat ik overigens niet bereikt heb. Gelukkig niet, er waren andere nog fijnere dingen voor mij weggelegd, zoals op een gegeven moment de bewustwording dat vrouw en kinderen belangrijker waren. Maar toen was ik al een paar gitaren verder. Eigenlijk is het altijd alsmaar beter gegaan. Ik heb reden zat om na te denken over dankbaarheid.
Velen hebben zich niet boven die opgelegde toestand uit kunnen werken. Anderen, door middel van geloof in het eigen kunnen, wel en konden daardoor weer een voorbeeld voor hun omgeving zijn, al was het alleen maar voor andere ouders die daardoor hun kinderen aan konden sporen een dergelijk voorbeeld te volgen.
Al ons doen en laten hangt af van geloof. Al lijken de meeste dingen vanzelfsprekend, alle begin herbergt een verwachting gebaseerd op geloof. Als we nu de lichtknop omdraaien, doen we dat zonder nadenken. Als we thuis komen in een donker huis reiken we in een beweging met onze hand naar de schakelaar van het licht en zie, ‘daar zij licht’. Soms zorgt een sensor ervoor dat, zodra we binnen komen, het licht aangaat. Of wanneer ik de afstandsbediening van het autoportier indrukt het binnenlicht al ‘vanzelf’ gaat branden. Die afstandsbediening op zich was al een hele uitvinding in mijn tijd. Van zo ver mogelijk af probeerde je al of die het deed, vooral als er net een buurman voorbij de auto liep en een dergelijk ding niet had. Of als optie om de buurvrouw te laten schrikken. (Wat de vooruitgang al niet voor plezier met zich mee bracht.)
Maar o, wee als het niet werkte. Dan stond je voor gek. Of wat als je thuiskomst in het donker als de stroom is uitgevallen. Dan blijkt ineens dat ook dat soort gemakken niet vanzelfsprekend zijn. Onbewust nam je altijd aan dat het feilloos zou werken op die momenten dat het zou moeten werken. Plotseling besef je dat je gewoon afhankelijk bent geworden van een techniek of zomaar hebbedingen.
Je vraagt je af waarom het zo donker blijft. Is het de lamp? Is de schakelaar kapot? Is de batterij van de afstandsbediening op? Licht het aan de computer van de auto dat hij niet start, of aan de accu? Je zult het moeten onderzoeken. En kijk, dan komt geloof en hoop weer om de hoek kijken. Je gelooft nog ergens een nieuwe lamp te hebben en hoopt die te kunnen vinden zodat het licht weer van de duisternis kan worden gescheiden. Je hoopt dat alleen de batterij van de afstandsbediening van de auto hoeft te worden verwisseld, anders kan het wel eens een dure geschiedenis worden. In dit geval kan je het misschien niet zelf omdat het ding gereset moet worden. De garagist meet het ding door en bevestigd dat het inderdaad aan de batterij ligt. Hij doet er een nieuwe batterij in, reset het ding en zegt zeker te weten dat daar mee het euvel verholpen is. Je gelooft hem zondermeer en zonder aarzelen betaal je de rekening en loopt vrolijk aan en uitdrukkend naar je auto en met plezier zie je de zijlichten je een welkom toe knipperen.
Er is nog iets heel belangrijk dat bij het geloven hoort. In geval van de techniek in de voorbeelden zou je kunnen zeggen dat het veelal een kwestie van onderhoud is. Je zou na vijf jaar bijvoorbeeld kunnen bedenken dat, tijdens een grote beurt, gelijk een nieuw batterijtje in de afstandsbediening geplaatst moet worden. Dan ben je zeker dat je niet onverwachts problemen hebt.
Zo gaat men ook om met het geloven in het bovenzinnelijke. Ook dat heeft onderhoud nodig door middel van verdieping of het tonen van dankbaarheid door gebed. Niet zonder meer aannemen dat er wel meer zal zijn tussen hemel en aarde. Want dan kan men je een hoop op de mouw spelden. Dan kan ook het bovenzinnelijke net zoals het fysieke duur zijn in het onderhoud en kunnen de leveranciers van ‘het woord’ welvaren door jouw onkunde en naïviteit op het gebied van het geleverde product.
Het is belangrijk dat je jezelf verdiept in de kwaliteit van een product. Soms lijken ze noodzakelijk en zijn achteraf slechts hebbedingetjes. Ze blinken of maken geluid, maar je kunt gemakkelijk zonder.
Geloven in (een) God lijkt voor velen echter zonder meer altijd te moeten. En dat probeert men ons wijs te maken. Hoewel ik denk dat geloven in (een) God positieve invloed kan hebben op de wandel en handel van de mens, mag dat niet door middel van dwang of door in te spelen op de naïviteit. Zolang dat gebeurt, zal er altijd strijd bestaan, al is het alleen al de opgelegde strijd met het geweten.
De behoefte óm te geloven en de kracht die wij persoonlijk daaraan kunnen onttrekken, moeten we echter niet onderschatten. We mogen ons dan ook niet bemoeien met de manier waarop iemand het geloof of geloven beleefd, behalve als die tot ondergang van de persoon dreigt te leiden. Ik denk dat je aan elkaar verplicht bent te waarschuwen voor misvattingen, zeker als het familie of vrienden betreft. Niet alleen omdat zoon of dochter het traditionele geloofsleven van het gezin wil verlaten. Er zijn genoeg voorbeelden dat pa en ma gelijk hadden hun kinderen te waarschuwen. Maar de behoefte naar vrijheid van de geloofsbelevenis mag niet worden gesmoord vanwege een traditionele geloofsbelevenis of fanatisme in het gezin of de gemeenschap.
Ergens anders in het boek schrijf ik over het streng gereformeerde gezin waarvan de leden niet mochten roken, behalve pa, geen televisie mochten kijken en zich slechts in het zwart moesten kleden. Alles gebeurde toch stiekem. En moeder en dochter waren een soort staak het vuren overeengekomen. De een zou pa niet vertellen dat de ander stiekem rookte zolang de ander niet zou vertellen dat op het werk de lange rok verwisseld werd voor een modieuzer kledingstuk.
Hier is het van belang na te gaan denken over het belang van de boodschap van een dergelijk geloof voor de betrokkene. Het lijkt er op, dat de gedragsregels belangrijker zijn voor de ziel dan voor de evangelie boodschap. Zodra je van mening bent dat die gedragsregels niet ter zake doende zijn, of althans een deel daarvan, moet je jezelf gaan bezinnen wat dat geloof je nog te bieden heeft in je streven naar een terugkeer naar een hemels thuis, paradijs of walhalla. Het zou toch zomaar kunnen zijn dat je in een andere richting veel gelukkiger kan functioneren. Hoewel ik besef dat die vergelijking erg ver gezocht is, maakt het niet uit of dat nou een kerk of een voetbalclub is. Maar zowel in het geloof of de sport kan je van de een op de andere dag het gevoel krijgen dat je in een andere richting gelukkiger zult zijn, of betere resultaten zult behalen. Zo kan een marathon schaatser, die nooit eerder een wedstrijd won, een kampioen blijken te zijn op de tien kilometer en een gelovige, die gebukt gaat onder de dogma’s en leerstellingen en angst voor het hiernamaals, verlossing vinden in het vrije denken en de liefde hervinden voor God.
Je moet ook de behoefte aan een geloven in Gods bestaan niet onderdrukken omdat anderen dat gek vinden. Dat moet niet de reden zijn dat je ‘uittreedt’. Als je behoefte hebt om in de mogelijkheden van het bovenzinnelijke voldoening te zoeken, moet je dat niet onderdrukken. Als je denkt dat dit het goede in je naar boven haalt moet je durven geloven dat je eigen innerlijke geest daar antwoord op kan geven. En waarom zou je niet mogen denken dat dit de Geest Gods is of de Heilige Geest.
Hoeveel mensen hebben niet dat laatste sprankje hoop gehaald uit het geloven in God en/of de boodschap van Christus. De innerlijke stem die zei toch maar niet van de brug te springen en de problemen uit hand te geven. Over te laten aan God, noemt men dat. Er zijn er die dat kunnen en inderdaad oplossingen vonden voor hun problemen door een andere zienswijze op de omstandigheden. De nieuwe vrienden, vooral misschien een ander soort vrienden, die aanspoorden om weer te geloven in jezelf. Zie je, alles komt neer op geloven en de hoop behouden of terug vinden, waarbij de juiste vrienden een grote rol spelen, niet te vergeten: de steun van ouders. In je eentje geloven is moeilijk, maar niet onmogelijk. Dan denk ik aan al die mensen die tijdens oorlog, honger en ellende, dood en verderf de kracht vinden in het geloof. En aan die mensen die ondanks die omstandigheden het in zich hebben anderen aan te sporen om vol te houden. Die een bron van inspiratie zijn geweest, ondanks dat ze er door die omstandigheden zelf aan onderdoor gingen. Jouw geloof kan voor een ander een bron van inspiratie zijn. Zo ook de uitstraling van een zuiver verkondigd geloof. Maar waar vind je dat nog?