Het Uitzicht Beperkt
Geluk, gelukkig
Achter ons huis is een veldje met hoge bomen waarin tegen de invallende schemering honderden kauwtjes bij elkaar komen. In groepjes van enige tientallen komen ze uit alle richtingen in de bomen van dat veldje bij elkaar. Telkens als er zo’n groepje aankomt, vliegen alle anderen met een luid kabaal op en ontmoeten elkaar in de lucht, vliegen een paar rondjes en strijken neer op de takken van de bomen. Uiteindelijk hebben zich wel 4 à 5 honderd vogels in de bomen verzameld. Dan volgt er een kakofonie van allerlei geluiden. Het is alsof ze met elkaar nieuwtjes uitwisselen. Dat herhaalt zich totdat waarschijnlijk besloten is dat iedereen er is en er niets meer te bespreken valt. Dan is het even stil. Totdat een van hen onder het slaken van een luide kreet besluit dat het tijd is om op te vliegen. Het geluid is oorverdovend als die grote zwarte wolk van honderden vogels bijna tegelijk het luchtruim kiest. Al hoger en hoger verdwijnen ze uit het zicht en het geluid sterft weg. Net als je denkt dat dit het was, komen ze massaal van uit een andere richting in een duikvlucht nog een keer vlak over vliegen. Daarna splitsen zij zich weer in kleinere groepjes en vliegen met veel kabaal naar hun slaapgebieden. Sommigen twee aan twee. Die lijken privé onderkomens te hebben. De vogels die naar het westen vliegen zie je dan verdwijnen in het licht van de ondergaande zon. Prachtig. En dan is het weer stil. Dat alles duurt misschien maar een kwartier. Maar het is prachtig. Ik geniet ervan. Dan voel ik me gelukkig. Morgen zijn ze er weer.
Zo is er in Zuid Frankrijk een plek waar je wel tot bijzondere gedachten móet komen. Volkomen stilte. Aan de rand van het bos aan de oever van een groot meer. Aan de ene kant uitzicht op de bergen die direct uit het meer op reizen en aan de andere kant een horizon waar water en hemel bij elkaar lijken te komen. Soms wordt de stilte verbroken door het geruis van tientallen kleine visjes die paniekerig uit het ondiepe water dicht langs de oever opspringen, achterna gezeten door een of andere grotere vis. Of misschien zomaar omdat dit nu eenmaal zo hoort om een late toeschouwer te plezieren. En als je geluk hebt zie je als het bijna donker is een eenzame slang via het strand het water in kruipen. Die heeft ongemerkt al die tijd naast je in de struiken gelegen. In de verte springt een grote vis wel een meter uit het water en steekt zijn middelvinger op (?) naar de eenzame visser verderop in zijn elektrische bootje. Je ziet het gebeuren, maar het geluid blijft uit. Dan voel ik me gelukkig, dan geniet ik.
Of gewoon mijn kleindochter die bij mij opschoot klimt en in slaap valt. Ik durf me niet te bewegen om dat vertrouwen te verbreken. Dat vredige gevoel dat uitgaat van dat in elkaar gerolde stukje leven op je schoot dat tegen je borst zorgeloos ligt te dromen. Allemaal momenten dat ik gelukkig voel. En ik geloof dat ik ondanks af en toe een teleurstelling alle reden heb om mij gelukkig te voelen.
Nu begrijp ik dat niet iedereen van kraaien houdt of zijn vakantie kan doorbrengen aan een meer in Zuid Frankrijk. Het hebben van kinderen, laat staan kleinkinderen is ook niet voor iedereen weggelegd. Maar je kunt je ook gelukkig voelen met alledaagse dingen. Je moet er wel in geloven en willen herkennen. Soms moet je die momenten zelf creëren.
Ik begrijp natuurlijk wel dat in sommige omstandigheden het onmogelijk lijkt je gelukkig te voelen. Maar, vraag ik mij af, is geluk alleen voelbaar tijdens fijne momenten, zoals boven beschreven, want dan is het gemakkelijk om je gelukkig te voelen. Is geluk alleen gerelativeerd aan rijkdom? Of een goed huwelijk? Kan je jezelf pas gelukkig voelen in een paleis of ook in een rijtjeshuisje? Een camper zo groot als een autobus of ook in een tent?
Geld moet rollen, dat is zo. Op het moment dat ik dit schrijf verkeerd heel de westerse wereld in een recessie. Veel mensen zijn een heleboel en soms al hun geld kwijt geraakt. In Amerika zijn hele tentenkampen opgezet voor mensen die hun huizen zijn kwijtgeraakt. Zij zullen zich niet gelukkig voelen op dit moment. Veel van hen die hun geld hadden belegd hoopten op korte termijn veel geld te verdienen. Zij waren gelukkig zolang de aandelenmarkt steeg. Velen zijn echter de dupe geworden frauduleuze handelingen.
Het gezegde ‘geld maakt niet gelukkig’ wordt gebruikt door zowel mensen die veel geld hebben als door mensen die weinig of geen geld hebben. De mensen die veel geld hebben beseffen soms dat zowel het verkrijgen van meer geld als het passen op je geld een bezigheid is die niet toe staat er van te genieten in de zin van je gelukkig voelen, omdat je alsmaar zorgen hebt. De mensen die weinig of geen geld hebben, ondervinden eigenlijk de zelfde zorgen. Zij zijn alsmaar bezig met overleven en het verdedigen van dat kleine beetje bezit wat het leven hun nog biedt, zelfs de plek waar ze uit de wind kunnen slapen. Zij zullen u vertellen dat geld dan misschien niet gelukkig maakt, maar dat elk klein beetje van harte welkom is.
Geluk heeft niet altijd of zelfs bijna nooit te maken met geld. Het gevoel van geluk hebben als je de jackpot van de staatsloterij wint heeft niets te maken met gelukkig zijn, maar is slechts de emotie van het moment. Het kan wel de oplossing voor bepaalde problemen zijn en ja, dan kun je misschien nog lang en gelukkig leven. Er zijn echter ook winnaars die diep ongelukkig zijn geworden. Ze konden de weelde niet dragen of werden slachtoffer van criminele praktijken.
Geluk heb je, gelukkig ben je. Geluk heb je naar aanleiding van een gebeurtenis, een voorbijgaand moment. Gelukkig zijn is een toestand van het gemoed en is niet alleen het resultaat van omstandigheden. Wel kunnen herinneringen aan goede omstandigheden, ook de momenten waarop je geluk had, je weer opbeuren. Zij kunnen er toe bijdragen dat, ondanks het dal waar je doorgaat, vol kan houden en je toch gelukkig voelen.
De formule 1 rijder die op de vierde plaats rijdt weet dat hij deze laatste race van het seizoen nog wereldkampioen kan worden. Maar dan moet hij wel als derde eindigen. Naar mate de race vordert, worden zijn kansen minder. In de laatste ronde ligt hij te ver achter. Zijn kansen zijn verkeken. Maar dan, tot zijn stomme verbazing, ziet hij in de allerlaatste bocht de wagen vóór hem uit de bocht vliegen. Nog geen vijf seconden later rijdt hij alsnog als derde over de finish en met een punt verschil wordt hij nummer een in het algemeen klassement en wint hij toch nog het wereldkampioenschap. Dat was geluk hebben.
Of hij zich gelukkig voelt is een andere zaak. Misschien heeft hij gokschulden of staat er in de pitstop wel een belastingambtenaar te wachten om een forse aanslag met het prijzengeld te verrekenen of zit er thuis een sacherijnige vrouw te wachten die de spanning niet meer aan kan en wil scheiden. Misschien staat hij op het erepodium met zeer gemengde gevoelens omdat een andere racer zwaar gewond raakte of verongelukte.
Geluk had ook de vluchteling toen de kustwacht hem net op tijd redde van de verdrinkingsdood toen het veel te kleine bootje waarmee hij met tweeënzeventig anderen in zat was omgeslagen. Had hij even geluk. Zijn vrouw en twee kinderen niet zo, die waren een paar dagen terug al overboord geslagen en verdronken. Nee, gelukkig was hij voor de rest van zijn leven niet meer. Althans, dat kunnen wij ons, gezien vanuit onze omstandigheid, niet voorstellen. Allah akbar.
Over de winnaar van de loterij en de formule 1 rijder hoeven we ons niet druk te maken. Misschien zijn we een beetje jaloers op hun nieuw verworven status in de gemeenschap of de sport. Maar meer kunnen we er niet mee.
Maar in vergelijk met de vluchteling ligt dat anders. Dat is een verhaal uit ontelbare vele die er zijn te vertellen over mensen die in omstandigheden verkeren die niet te vergelijken zijn met de onze. Al heb je het in dit land (Nederland) nog zo slecht, als je de juiste wegen bewandelt hoef je in elk geval niet dood te gaan van de honger. Vaak moet je een hand toegereikt krijgen om weer op gang te komen of om de weg te vinden in het doolhof van de ambtenarij of zorginstellingen, maar als je wilt kun je er weer bovenop komen. En zelfs de armste onder ons kan in deze maatschappij op de een of ander manier nog iets betekenen voor een ander. En dat kan voldoening geven. En voldoening kan de leegheid van het bestaan beetje bij beetje vullen en gelukkig maken.
Toen ik zeventien jaar was werkte ik voor de kerk waar ik lid van was (de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen) als vrijwilliger in de kerkbouw in onder andere Gotenburg, Zweden. Daar bouwden we een kerk in de beboste heuvels van een buitenwijk. Het liep tegen de herfst en het werd steeds kouder. Op een dag lag er onder de keet waarin we ons konden verkleden en aten een zwerver. Het was zeven uur en hij lag nog te slapen in een slaapzak tussen de ruimte van de vloer en de grond. De ruimte waarin hij lag was zeker niet hoger dan veertig centimeter maar wel droog. Behalve een vuilniszak met wat kleren en een oude fiets had hij niets. Het enige wat je van hem zag was een ruige baard die boven de slaapzak uitstak. Over zijn hoofd en gezicht had hij wel drie bivakmutsen getrokken.
In oktober kon het best al koud zijn en op zijn baard had zich wat rijp afgezet door het ademen. Hij werd niet eens wakker toen wij naar binnen gingen. Toen wij later naar buiten gingen om aan de slag te gaan was hij verdwenen. De volgende dag lag hij er weer en op de derde dag zat hij op het opstapje van de keet wat koffie te drinken uit een thermosfles.
We besloten hem binnen uit te nodigen. We hadden er een kacheltje en een elektrisch kookstelletje met een pit waarop wij hem de koffie warm lieten maken. Het was de gewoonte dat wij voor we aan de slag gingen nog een uurtje schriftstudie deden met elkaar en zeiden dat hij wat ons betrof bij ons kon blijven. Toen wij naar buiten om aan het werk te gaan gingen vertrok hij.
De volgende dag was hij er weer. Nu maakten wij hem wakker en vroegen hem binnen te komen. Zo ging dat een paar dagen door. Op een dag vroeg hij wie wij waren en wat we deden en hij vertelde hoe hij in deze omstandigheden verzeild was geraakt. Een geval van eigen schuld dikke bult, dat wel, maar we hadden er best plezier in hem een moment van warmte te we kunnen geven. Daar kwam bij dat hij een goede gesprekspartner was. Hij was bepaald niet dom.
Op een dag vroeg hij of hij ook mee mocht helpen bij de bouw van de kerk. Het was inmiddels hartje winter en in Scandinavië gaat de bouw lang door. Hij was groot en beresterk en we waren blij als hij besloot een dagje mee te helpen. Je merkte ook dat hij weer plezier kreeg in de omgang met mensen. Er kwamen ook regelmatig leden van de kerk helpen die dan spijkers uit planken haalden die gebruikt waren voor de bekisting voor het beton of andere karweitjes deden waarvoor we overdag geen tijd hadden. Zo ontmoette hij steeds meer mensen die ook hem leerden kennen en waarderen.
Op een dag werd ik naar gewoonte overgeplaatst naar een andere stad. Meestal bleef je niet langer dan een maand of zes in dezelfde stad omdat jouw specialiteit ergens anders nodig was. Ik had geleerd de bouwtekeningen te begrijpen en leiding te geven als er bekisting moest worden gemaakt of beton moest worden gestort. Verder dan de fundering en de muren voor de eerste verdieping kwam ik dan ook meestal niet op zo’n project en ik zag in die tijd ook nooit hoe een gebouw er uiteindelijk uitzag. Toen ik werd overgeplaatst naar Kopenhagen, verloor ik ‘de zwerver’ uit het oog.
Tien jaar later en intussen getrouwd, besloot ik met mijn vrouw op vakantie te gaan naar o.a. Zweden. We hadden een route uitgestippeld die ons langs de gebouwen voerde waaraan ik had meegewerkt. In Gotenburg ontmoette ik behalve veel oude bekenden ook ‘de zwerver’. Het was op een zondag tijdens de zondagse bijeenkomst. En wie had de leiding op die ochtend over de vergadering van de gemeente? De ‘zwerver’. Zonder baard en in driedelig kostuum ging hij de gemeente voor en deed de aankondigingen voor de dienst. Hij gaf leiding aan een kleine honderd aanwezigen tijdens de ochtenddienst. Wat een verandering. Van slapen onder een bouwkeet met niet meer dan een vuilniszak met wat kleren en een oude fiets als bezit tot de man met ‘aanzien’ die hij nu was. Ik voelde me op dat moment gelukkig en blij in het besef dat ik een klein beetje had kunnen bijdragen aan de vooruitgang van de man. Toen we hem de eerste keer vonden was hij allang blij dat hij niet werd weggestuurd. Op zijn beurt maakte hij ons blij door te laten merken het te waarderen. We hadden de goede keuze gemaakt en jaren later dachten we samen terug aan die tijd en voelden we ons daardoor allebei een beetje gelukkiger.
Dus ook zo kun je gelukkig zijn ervaren. Het besef dat je iets heb kunnen betekenen voor anderen. Of gewoon voldoening over iets wat je bereikt hebt door je gedrag of handelingen. In dit geval voor een ander, maar dat kan net zo goed zijn om iets dat je voor jezelf hebt bereikt en dat bijdraagt tot een goed geweten of betere omstandigheden.
Zo kan ook de ellendigste onder de ellendigsten, al kunnen we ons dat vanuit onze positie niet voorstellen, toch gelukkig zijn. En weer denk ik aan de werkzaamheden van zuster Theresa en haar medewerksters die menige blijde glimlach heeft doen verschijnen op de gezichten van zieken, verschopten en stervenden die zij onderdak gaven of zorg verleenden. Behalve dat zij gelukkig waren in hun roeping waren de behoeftigen gelukkig met dat kleine beetje menselijkheid dat hen werd gegeven. En zo zijn er natuurlijk velen die onbaatzuchtig hun leven of een deel ervan wijden aan hun naasten.
We dienen wel te beseffen dat heel veel mensen in een zo diep dal zitten dat ze een zetje in de rug nodig hebben om aan moeten sterken, lichamelijk en geestelijk. De toestand vanuit hun omstandigheden gezien is vaak ook hopeloos. Het geluk heeft hun verlaten en de kans dat zij zich gelukkig voelen nihil en alleen een in gelukkiger omstandigheden verkerende naaste kan daar verandering in brengen.