Het uitzicht Beperkt

 

Genade, vergeving en gerechtigheid.

 

Door de eeuwen heen hebben mensen het geluk gehad dat hun fouten en tekortkomingen door middel van gratie of genade werden kwijtgescholden. Ook als hun straf gerechtvaardigd was. Vele andere hebben om genade gesmeekt en die niet gekregen, ondanks dat zij onschuldig waren. Weer anderen ondergingen martelingen, gewoon omdat dit nu eenmaal een onderdeel was van de ondervraging. Ze smeekten om genade voor wat hen boven het hoofd hing. Kleine en grote misdadigers, die niet alleen vanwege hun begeerte in de problemen kwamen maar uit pure wanhoop. Ook kinderen, gedreven door honger, voor bijvoorbeeld het stelen van een brood.

 

Genade is een gunst en heeft niets met rechtvaardigheid te maken, hoewel in sommige gevallen genade wel als zodanig zal worden ervaren; als iemand na jaren onterechte gevangenschap vanwege een nieuw bewind of de een of andere viering wordt vrijgelaten, lijkt het alsof gerechtigheid eindelijk plaats vindt, maar dat is niet zo. De machthebber heeft het besloten, om een daad te stellen die zijn eigen imago oppoetst. Waarschijnlijk nemen andere nieuwe gevangenen binnen de kortste keren, ook weer ten onrechte, hun plaats in.

 

Genade kan dus net zo goed rechtvaardig als onrechtvaardig zijn. In het Engeland van vroeger kwam het voor dat kinderen, die vanwege hun honger bijvoorbeeld een brood hadden gestolen, veroordeeld konden worden tot verbanning naar Australië, iets wat nu afgedaan zou worden met een begripsvolle berisping en misschien een kleine taakstraf. Andersom worden zware criminelen tegenwoordig vaak veel te licht bestraft, terwijl die vroeger waarschijnlijk veroordeeld zouden zijn tot de doodstraf, die trouwens ook te pas en te onpas werd uitgesproken. Willekeur, machtsmisbruik en omkoperij hebben toen tot grote ongelijkheid in de rechtsorde geleid. Maar ook in de moderne maatschappij gaat er wat dat betreft nog steeds veel mis.

 

Willekeur kan een vorm van liefdeloosheid zijn, maar voor degene die genade ontvangt zal die willekeur evenzo een godsgeschenk zijn. De begenadigde zal vanzelfsprekend blij zijn en God danken die daar niets mee van doen had of wilde hebben. Want God is immers geen ‘aannemer des persoons.’ Dan zouden alle in die zelfde omstandigheid verkerende genade hebben gekregen. Maar als het verhaal van Kaïn en Abel klopt, kan ook bij die veronderstelling een vraagteken bij gezet worden.

 

De gelovige heeft geleerd wanneer er iets niet goed gaat er wel een zonde aan ten grondslag zal liggen, dat dan weer een reden is Satan ervan de schuld te geven. Dat is immers gemakkelijker dan zoeken naar de werkelijke reden van het niet goed gaan. Want er is alleen goed en kwaad. Zolang alles goed gaat rust er vast zegen op, zo niet dan is dat een slecht teken of het gevolg van zonde. Leerstellig en geloofsmatig zal de oorzaak van het mislukken in het kwaad liggen en Satan staat voor het kwaad. Je bent stom geweest en hebt niet geluisterd naar goede raadgevingen. Je was eigenwijs, wist het beter. Tja, wat wil je dan? Als je zó leeft moeten dingen wel fout. Het was het werk van Satan. Hij is de zondebok waarop gemaakte fouten kunnen worden afgeschoven. En als je dat toegeeft, je zonde belijdt, dan wordt je vergeven. En dat is mooi.

 

En als Satan niet de schuld gegeven kan worden dan zal het Gods wil wel zijn geweest. Dan stond het bij voorbaat al vast dat het doel niet bereikt zou worden. Dat iets niet goed gaat eventueel logisch te verklaren is wordt niet in overweging genomen omdat tegen Gods wil nu eenmaal niets tegen in te brengen is. Dan hoef je jezelf ook niet schuldig te voelen. Dat je het toch probeerde was zonde van de tijd, dat wel. In het eeuwigheidsbeginsel speelt tijd gelukkig geen rol.

 

De tegenstelling goed en niet goed werd veranderd in goed en kwaad en moest daardoor, in plaats van de mogelijkheid ervaring op te doen en door lering tot een steeds beter resultaat te komen, omschreven worden. In plaats van Gods eenvoudige gebod niet van de vrucht van de boom van goed en kwaad te nemen – anders zouden zij (Adam en Eva) zeker sterven – werden allerlei gevolgen en straffen bedacht. Het was echter niet God maar de kerk die, uit eigen belang, met gretigheid verkondigde en met de gulzigheid van een roofdier de vonnissen voltrok.

 

Ook in de moderne kerken wordt nog steeds Gods liefde en hel en verdoemenis tegen over elkaar gezet en tegen elkaar uitgespeeld. Want het mag niet gebeuren dat de gelovige inderdaad eens in zou kunnen gaan zien dat er een logische oorzaak was die leidde tot teleurstelling en dat indien er een andere weg was ingeslagen het doel wel bereikt had kunnen worden. Dan zouden zij zeer waarschijnlijk God voor het tonen van die andere mogelijkheid dankbaar geweest zijn en er van uitgaan dat een en ander zijn goedkeuring wel had. Heeft Hij de gelovige dan bewust laten mislukken, laten bungelen, uitgeprobeerd om, zoals dat dan heet: te beproeven en te louteren?

 

Stel nu eens dat dit waar zou zijn. Maar dan is het probleem opgelost! Dan is er helemaal geen sprake van goed en kwaad en dus ook geen sprake van een Satan of hoe dat kwaad dan ook zou kunnen heten. Er is dan helemaal geen kwaad. God wil helemaal niet dat de mens mislukt en doet er alles aan om het doel te bereiken. Wie z’n doel? Zijn doel. Nou, daar geloof ik niet in. Het is geen kwestie van laten bungelen, beproeven of louteren! Het is een kwestie van de mogelijkheden aftasten die allemaal een gevolg hebben. Het kan goed aflopen of niet. En soms alleen in de vorm van: nou ja, 't is jammer. Maar ook in de vorm van een faillissement, een echtscheiding, strijd, milieu vervuiling of de atoombom, die, net als alle oorlogstuig, eigenlijk een gevolg zijn van keuzen die op een bepaalt moment gemaakt zijn.

 

Als er twee mensen zijn die eenzelfde doel nastreven en daar eerbare redenen voor hebben en er geen enkele reden voor zou zijn een van hen – menselijk gezien - het nagestreefde doel te misgunnen, waarom zou God dan besluiten een van hen te laten struikelen. Dat de een zijn doel niet bereikt en de ander wel. Het heeft altijd een logische oorzaak. Of het nu geld gebrek was, of niet genoeg gestudeerd, ziekte of een ongeval, het is ongehoord om zelfs te veronderstellen dat God hierin de hand zou hebben. Dan zou God alle gevolgen verweten kunnen worden en dat is niet juist.

 

Een mooi vergelijk is die van een vader en moeder die samen met hun kinderen aan het wandelen zijn. De vader maant de kinderen voorzichtig te zijn en zij beloven dat. Maar dan ziet vader een flinke tak midden op het pad liggen. Dat brengt hem op een idee. Hij steekt zijn voet uit en laat een van hen, Anneliesje, struikelen waardoor die met haar knietje openhaalt aan de tak. Einde wandeling voor Anneliesje. De rest van de wandeling moest ze gedragen worden. Het was helemaal haar bedoeling niet te struikelen en het kind dacht niet: Hé, daar ligt een tak, laat ik eens even lekker mijn knietje er aan openhalen. Die tak lag er al dagen. Gewoon afgewaaid tijdens de storm van een week geleden. Zo gaat dat nu eenmaal in de natuur. Later die dag, tijdens het avondeten, bedankt Anneliesje haar vader omdat hij haar de rest van de weg gedragen heeft en haar niet nog een keer heeft laten struikelen. ‘Ach, zegt de vader, daar wordt je sterk van.’ Waarom deed vader dat? Hield hij meer van de anderen dan van Anneliesje? Van een vader mag toch worden verwacht dat hij van zijn hele gezin houdt en altijd uitkijkt en waarschuwt voor gevaren als het er op lijkt dat die niet opgemerkt worden. Van een ‘gewone’ vader kan je niet verwachten dat hij altijd je hand vast zal houden, maar wel dat hij je niet opzettelijk zal laten struikelen. Dat wil zeggen, niet als je niets vermoedend met hem aan het wandelen bent. Dat gebeurt vroeger of later toch wel een keer. Dan mag je wel hopen dat hij je oppakt en troost. Anders is er gewoon sprake van mishandeling. Volgens de wet kan je als ouder daarvoor uit de ouderlijke macht worden gezet. Dat God zo zou denken kan er bij mij niet in. Ik zou geen vertrouwen in Hem hebben en altijd op mijn hoede zijn voor een of ander geintje van zijn kant ter lering mijnerzijds of vermaak zijnerzijds.

Er gebeuren nu eenmaal dingen die een oorzaak en gevolg hebben naar aanleiding van eigen onoplettendheid of keuze, maar ook vaak door volstrekt onverwachte oorzaak.

 

Als ik mij braaf aan de snelheid houdt en netjes op mijn weghelft een onoverzichtelijke haarspeldbocht instuur en er vervolgens een motorrijder onverantwoord hard, ver over het midden van de weg met zijn knie over het wegdek schurend zijn motor en zichzelf frontaal tegen mijn wagen te pletter rijdt en ik zwaargewond weken lang in een ziekenhuis moet herstellen en misschien voor de rest van mijn leven invalide blijf of er een trauma aan overhoudt en geen auto meer durf te rijden, zou dat Gods wil geweest zijn? Zou Hij dat zo beschikt hebben? Om mij te beproeven? Mij als wel de motorrijder? Twee vliegen in een klap! Zo van: de een vroeg er om en was toch maar een zondaar en de ander moest nodig gelouterd worden. Dat heeft dan toch niets met gerechtigheid te maken maar alles met een willekeurig gebruik maken van het een of ander machtsprincipe. Zo van, laten we die vandaag eens eventjes louteren. Ik hoor u denken: en Job dan? Nou, ook dat ‘verhaal’ gaat er bij mij al helemaal niet in. Dan denk ik aan de documentaires en hulpoproepen die je ziet op de TV over gebieden waar mensen inderdaad sterven van de honger of aan ziekten en gebrek hebben aan alles. Kindertjes zonder ouders, enz. Daar lijkt het soms alsof er alleen maar ‘Jobs’ bestaan. Zij krijgen echt niet alles veelvoudig gecompenseerd. De enige hoop die ze hebben zijn onze giften in de vorm van donaties. Dat ze nog geloof hebben in een God die hen redden zal daar heb ik groot respect voor. Volkomen zinloos lijden vindt uitkomst in de dood. Ja, dan zijn er mensen die menen dat dit komt vanwege hun goddeloosheid of dat het Gods wil wel zal zijn en vervolgens doorgaan met de dingen van alle dag. In dit geval televisie kijken.

 

Het verschil ten opzichte van een wereldse macht is, dat van de Schepper wordt verondersteld dat het allemaal tot heil van de betrokkenen dient. De nabestaanden van de motorrijder rest niets anders dan te berusten en te leven met het feit dat hij onverantwoord reed. Als ook zij tot de gelovigen behoren is de kans groot dat zij veronderstellen dat God beschikte dat het zijn tijd was. Helaas voor de invalide autobestuurder gebruikte God hem om de ander tot de orde te roepen. Men hoeft geen god te zijn om te bedenken dat er dan ook andere opties zijn om over leven en dood te beschikken. Met ander woorden, of er nu wel of geen sprake is van geloof, geen enkele goed bedoelende hemelse macht kan en mag aansprakelijk gedacht worden voor de ellende van welk mens, zonder het vermoeden van een mogelijke willekeur in de beschikking over leven en dood of zelfs boze opzet.

 

Toch ontkom ook ik er niet aan om tegelijkertijd te vermoeden dat bij goddelijk recht en daaruit voortvloeiende rechtspraak van uit menselijk oogpunt gezien het lijkt alsof er sprake is van willekeur, maar dat is niet juist.

 

Zoals bij een democratische rechtspraak iedereen recht heeft op een advocaat die pleit in het voordeel van de aangeklaagde, met als doel de omstandigheden waarin een overtreding is begaan uit te leggen aan de rechter om die zo in staat te stellen tot een juist en eerlijk oordeel, heeft de mens bij goddelijke rechtspraak volgens de leer recht op de voorspraak van Jezus Christus. Maar dat geldt alleen voor de bekeerden, zij die zich hebben laten dopen in zijn naam. Zie bijvoorbeeld onderstaande teksten uit de Bijbel.

 

‘En hij kwam in de gehele Jordaanstreek en predikte de doop der bekering tot vergeving van zonden,’ (Lukas 3 vers 3)

 

‘Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.’ (Johannes 14 vers 6)

 

‘… en dat water is een voorafbeelding van het water van de doop, waardoor u nu wordt gered. De doop wast niet het vuil van uw lichaam, het is een vraag aan God om een zuiver geweten. Hierom kunt u vragen dankzij de opstanding van Jezus Christus…’ (1 Petrus 3 vers 21)

 

‘En Petrus antwoordde hun: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave van de heiligen Geest ontvangen.’”    (Handelingen 2 vers 38)

 

Vooral de regel ‘Hierom kunt u vragen dankzij de opstanding van Jezus Christus’, wijst er op dat die raadsman nodig is.

 

‘wie zal veroordelen? Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit.’ (Romeinen 8 vers 34)

 

Met andere woorden: het is niet vanzelfsprekend dat vergeving of genade geschonken wordt. Maar dat de voorspraak van Jezus Christus komt geeft aanleiding te mogen hopen op een eerlijk oordeel of zelfs genade. Er is echter een groot verschil met genade of barmhartigheid die uitgaat van aardse wetten. De genade en de barmhartigheid die God schenkt is een recht dat volgt op het verzoek gevolg te geven aan de mogelijkheid die bovenstaande teksten ons bieden. Het is geen genade of barmhartigheid zo van ‘Ik regeer vandaag 25 jaar dus laten we al het schorremorrie van een bepaalde categorie maar de straat op sturen; dat is goed voor ons imago’. Als je als onschuldig veroordeelde dan toevallig bij die groep hoorde heb je geluk gehad.

 

Dat wil echter niet zeggen, dat ook God je vanzelfsprekend vergeven heeft, behalve dan als je al onschuldig veroordeeld was. Maar dan hoef je niet vergeven te worden. Dan behoor je als gelovige Hem wel te danken voor de gelegenheid om weer verder te kunnen gaan. Maar het mooie is, dat het eerder genoemde schorremorrie door Hem wel de hand wordt aangereikt. Sommigen zullen die hand nooit vatten, misschien nooit herkennen. Maar die hand is er wel. En als je hem aanvaart en daarmee de oproep tot bekering dan is het als de terugkeer van de verloren zoon. Zijn, Gods genade, was daar altijd al. Hij stond altijd met open armen op je te wachten. Het punt is, wanneer zijn wij bereidt terug te keren naar Hem. Zijn barmhartigheid en genade is niet gebonden aan een moment van welgezindheid, maar een immer aanwezige mogelijkheid die door ons zelf dient te worden ingezien.

 

Terugkomend op eerder genoemde motorrijder: hij had helemaal niet op die manier gestraft te worden. Zolang hij leefde had hij zich net als iedereen kunnen bekeren en als gevolg daarvan vergeving van zijn zonden hebben gekregen zoals bovenstaande Bijbelteksten veronderstellen. Wat er vervolgens ‘in de eeuwigheid’ met hem gebeurt of besloten wordt ligt buiten het verstandelijk denken. De gevolgen voor de invalide autobestuurder blijft zijn leven lang een straf.

 

Omkoping beïnvloedt ook in grote mate de rechtsgang en komt door alle eeuwen heen in alle lagen van de bevolking voor. Als de kerk geloofd moet worden moet zelf God omgekocht worden. Eeuwenlang kon men aflaten kopen ter vergeving van zonden of daarmee de tijd die in de hel doorgebracht moest worden verminderen. Was je arm, dan had je pech en bleef er niets anders over dan bidden.

 

Door God op die manier bij de praktijken van de kerk te betrekken verkreeg men niet alleen meer geld voor allerlei projecten, maar werd ook de clerus steeds rijker, de eenvoudige goedgelovige nog armer en de rijke bevoorrecht, dat wil zeggen, zolang die zich aan de kerkleiders onderwierp en af en toe eens een stuk land of veel geld schonk, zodat er weer een paleis kon worden gebouwd.

Ook kon men altijd nog een kruistocht ondernemen en in de naam van God een aantal andersdenkenden omleggen. Blijkbaar hadden de moslims meer invloed op God, of was hun overwinning juist het ingrijpen van Hem ten nadele van de kerk die dacht maar aan te kunnen rotzooien met Zijn geboden ter eigen eer en glorie.

 

Toch schermen kerken ook nu nog met hel en verdoemenis als de leer niet wordt beleden of anders wordt benaderd. Dan dient men zich te bekeren en vergeving te vragen, want anders volgt excommunicatie, dat natuurlijk altijd nog beter is dan de brandstapel. Het excuus van de kerk voor verbrandingen was, dat men beter nu keven kon branden dan in de eeuwigheid in de hel. In feite spoort men de gelovige aan God te benaderen met veel gevlei en het doen van beloften om Hem te beïnvloeden.

 

Is dat geen vorm van omkoping? Niet in alle gevallen natuurlijk. Het is natuurlijk niet verkeerd om uit eigen vrije beweging Hem te danken of zelfs om vergeving te vragen als je daar behoefte aan hebt. Bezinning en uiting geven aan die bezinning leidt tot een verandering van geest en spoort aan andere mogelijkheden te bezien of is daar de aanleiding van geweest. Stel dat God ook werkelijk hoort, dan zullen bidder en aanbedene verblijd zijn. Wat mij altijd fascineert en ook wel blij maakt is, dat de oprecht gelovige die blijdschap ook werkelijk voelt en uitstraalt. En of dat gevoel nu van God is, vanuit de kosmos komt, het Al genoemd wordt, de Geest Gods, de Heilige Geest, de innerlijke stem, het geweten, enz., enz., feit is dat het gevoeld wordt.

 

Heel mooi vond ik de uitspraak van David Maasbach, predikant, die zei: ‘Het geweten wil geantwoord worden.’ Met andere worden, als dat gevoel zoals gezegd spreekt, doe er dan wat mee. Zet het niet opzij. Het is de hand die aangereikt wordt. Voor iedereen, zonder willekeur. Je moet er wel wat voor doen, soms opgeven. Maar daar heb je het weer, alleen actie heeft een reactie tot gevolg. Je zet alles zelf in beweging. De schepper, hoe je Die ook beschouwt, geeft alle mogelijkheden aan. Ook het gebruiken of misbruiken van die mogelijkheden is slechts een keuze, een balans die ten goede of ten kwade doorslaat. Altijd.

 

Rechtvaardigheid  spreekt voor zich en zou altijd juist moeten zijn. Maar helaas, zij is het niet. Als er sprake is van een misdrijf of overtreding van de wet, dient er recht te worden gesproken. Maar volgens welke wet? En wie heeft er recht tot rechtspraak? Er zijn landswetten, provinciale wetten, om recht te spreken. Er zijn gemeentewetten, arbeidswetten, verkeerswetten, enz., enz., en die behoren wij allemaal te kennen en na te leven. Daarbij komt dat gelovigen ook nog eens te maken hebben met een of ander kerkrecht.

 

Die wetten beschermen de rechten van de machthebber, burgers en belijders. Helaas, zo simpel licht het niet. Want de machthebber staat immers boven alles! Hij kan zijn wetten zondermeer opleggen. Zo kan in oorlogstijd van de burger worden geëist ten strijde te trekken en zijn leven te geven voor volk en vaderland. Het gewone volk wordt meestal niet geraadpleegd en is vaak alleen maar slachtoffer. Zelfs, al is er sprake van recht op zelfverdediging, in geval van oorlog is er alleen sprake van het recht van de sterkste en die van het zelfbehoud. En juist in de naam van dat vermeende recht worden vele onrechtvaardigheden vanzelfsprekend gevonden. De overwinnaar zal de overwonnene algauw van oorlogsmisdaden beschuldigen en die van zichzelf door de vingers zien.

 

Maar ook de machthebber of degene die de macht in handen meent te hebben, kan vanwege die macht een obstructie zijn voor de rechtsgang. Een niet goed willende machthebber kan op allerlei manieren zijn recht laten gelden. Niet alleen dictaturen maar ook democratische overheden kunnen misbruik maken van hun rechtspositie. Zelfs een ministeriële prestigekwestie, al is die gedoemd te mislukken, kan leiden tot groot onrecht voor de gewone burgers en leidt bijvoorbeeld tot onteigening van grond, of huisuitzetting, of tot overschrijding van budgetten ten koste van de belastingbetaler.

 

De kerk- echter, speelt rechtvaardigheid uit op dezelfde manier uit. Volgens de kerk staat Gods rechtvaardigheid boven alles en is onbetwistbaar. Maar de macht daartoe heeft de kerk zich toegeëigend en vervolgens misbruikt om de (goed)gelovigen te onderdrukken en te misleiden. Alle macht wordt gebaseerd op teksten uit de Bijbel, die door diezelfde kerken door de eeuwen heen danig is verschreven en ten bate van het gezag gemanipuleerd. Mede daardoor is heel veel waarheid verloren is gegaan en daardoor ook het zuivere inzicht op de goddelijke gerechtigheid. In plaats van Gods woord is het een verwrongen door de mens bijeengeraapt geheel geworden en dat is slechts een zegswijze, want eigenlijk is het helemaal geen geheel maar een keuze, die gemaakt is om tegemoet te komen aan de toenmalige politiek om de neuzen een kant op te krijgen.

 

Wat een ellende heeft dat niet teweeg gebracht. Het kerkrecht is niet anders bedoeld dan voor het onderdrukken van het vrije denken. De leer en de dogma’s dienen beschermt te worden ter meerdere eer en glorie van de clerus. Een andere mogelijkheid om te kiezen tussen goed en kwaad bestaat niet en het kader waarin gedacht mag worden is bepaald. Zelfs het lezen van de Bijbel door het gewone volk werd tot ver in de twintigste niet aanbevolen. Maar verbieden kon men het inmiddels niet meer.

 

Rechtvaardigheid is daarom niet altijd rechtvaardig, zeker in vroegere tijden niet. Maar ook nu wordt door kerk en staat het recht bepaald door de visie die nagestreefd dient te worden, en een visie wordt nu eenmaal niet door iedereen gedeeld en veranderd keer op keer. Dan is men algauw een rebel of een ketter en gekenmerkt als misdadiger of zondaar, veroordeeld of geëxcommuniceerd. En dat alleen omdat over bepaalde zaken anders gedacht of gesproken wordt.

 

Jezus was ook een vrijdenker en had maar een doel voor ogen: het geestelijk welzijn van de mens. En zijn leringen zijn eigenlijk alleen maar positief en vooral van een eerzaam karakter. Viel wel eens uit zijn rol, bijvoorbeeld toen Hij de geldwisselaars bezig zag de mensen een oor aan te naaien in naam van het noodzakelijke te brengen offer en daardoor alles wat de tempel voor Hem betekende verontreinigden. Uiteraard zaten zij er een dag later weer. Alles ging gewoon door, behalve dan dat Hij werd gedood vanwege zijn leer die inging tegen die van de gevestigde leer en orde. Maar wel in naam der wet. En zo zijn er vele duizenden berecht en ter dood gebracht alleen omdat zij anders dachten en daardoor een gevaar konden worden of waren voor kerk of staat.

 

Het probleem met al het voorgaande, ligt verscholen in het gebod: Heb uw naaste lief als je zelf en God boven alles. Je naaste liefhebben als jezelf,  vanuit jezelf of vanwege het geloofsbeginsel is wel te begrijpen. Het daaruit voortvloeiende en God boven alles lijkt van zelfsprekend. De kneep zit ‘m in het liefhebben… als jezelf.

 

Er zijn zoveel mensen die niet van zichzelf houden. Bijvoorbeeld de kleur van hun haar verfoeien, hun lichaam maar niets vinden of zich ergens te dom voor vinden. Of vanwege de omstandigheden waarin zij zich bevinden zich schamen voor de buitenwereld. Een ziekte met zich meedragen en daardoor door anderen worden vermeden. Kortom, een minderwaardigheidscomplex met zich mee torsend. Dat is heel erg. Zo kan het gebeuren dat je wel van iemand, je naaste, wil houden, maar niet de moed hebt om je gevoelens te tonen.

 

Maar daar komt het ware liefdesbeginsel om de hoek kijken. Liefde is niet beperkt tot daden, maar wordt mede bepaald door je intentie. Een minderwaardigheidscomplex wordt maar al te vaak ingegeven door een samenleving die alleen materiële en lichamelijke schoonheid lijkt voor te staan. Daardoor wordt men blind voor de eigen innerlijke schoonheid. De idoolvorming en de vaak daarmee vooropstaande lichamelijke perfectie leiden tot de misvatting dat men niet voldoet aan bepaalde normen om bij de groep te horen. Dat leidt tot onvrede met jezelf. Maar het gebod jezelf lief te hebben houdt een aansporing en een waarschuwing in. Niet in de zin van dan ben je een slecht mens, maar in de zin van: als je zo over jezelf denkt, belemmert je dat in het geven van liefde aan je naaste en dat zorgt er voor dat je eenzaam zult zijn.

 

Maar, als je het in je hebt om God lief te hebben boven alles, behoor je ook te weten dat Hij jou ondanks je ‘onvolkomenheden’ lief heeft. Die gedachte behoort je te inspireren hoe dan ook van jezelf te houden. Want wat maakt het uit hoe een ander over je denkt als die gedachte slechts een beoordelende veroordeling inhoud. Maar het blijft desondanks moeilijk.

 

Het lijkt er dan ook op dat een eerzame gerechtigheid alleen bestaat door het individuele innerlijke besef daarvan, gedacht en uitgesproken. Dat ontwikkeld moet zijn in het individu dat daar ook nog eens voor ontvankelijk moet zijn. Echter, zolang de mens vanuit zichzelf niet rechtvaardig is, moeten er voor het algemeen belang door wetten ondersteunde normen en waarden worden ingevoerd. De kerk, maar ook de individuele gelovige kan door een oprecht verlangen om het gebod van de naastenliefde, zowel door de daad maar ook door de geestelijke vanuit het innerlijk voortkomende liefde voor zichzelf, de medemens en de natuur, een enorme steun zijn om tot betere omgangsvormen te komen. Er zijn er gelukkig heel veel die zich alleen daardoor toch blij en gelukkig voelen.

 

Genade, vergeving en gerechtigheid hebben daarom voor wat de wetten en willekeur van de wereld betreft niets met elkaar van doen. Het recht moet volgens de wet te allen tijde worden toegepast. Van genade kan volgens de wet geen sprake zijn, tenzij door een hogere macht geschonken, en die is haast altijd willekeurig. Een strafblad blijft voor veel categorieën altijd bestaan, dus in die zin is er ook van vergeving geen sprake.

 

Alleen de persoonlijke innerlijke zuiver kracht, de ziel, het kenvermogen, of de door het geweten voorgelegde overweging en door aanvaarding van de toegepaste analyse, die niets anders dan tot alles wat goed is aanspoort, kan leiden tot een juiste en eerlijke vanzelfsprekende toepassingen van genoemde beginselen.

 

Wie zo ver is, is altijd de moeite waard om van te houden.