Het Uitzicht Beperkt
God, de Onbewogen Beweger.
Aristoteles en enkele andere van zijn tijdgenoten hebben hun gedachten laten gaan over het zijn van God. Daar is altijd behoefte aan geweest. Wat is God? Hoe ziet Hij er uit? Wat zijn Zijn eigenschappen? Is het belangrijk om deze dingen te kennen of zelfs maar te overwegen?
Elk volk heeft sinds het bestaan van de mens op den duur de behoefte ontwikkeld om te verklaren waarom dingen gebeurde. De zon, de maan en de sterren, de seizoenen, het weer, rampen of juist plezierige toevalligheden, geluk of ongeluk in strijd of goede of slechte oogsten, ongelukken en ziekten, enz., enz. Het waren en zijn nog steeds redenen of oorzaken om te bidden of te danken.
Zoals gezegd hebben sommige oude filosofen al lang voor het begin van onze jaartelling hun gedachten daarover laten gaan. De eerste kerkvaders hebben hun geloofsbeginselen op de bevindingen van onder andere Aristoteles en Plato gebaseerd of overgenomen. Plotinus[1] was daar bijvoorbeeld een van. Het Neoplatonisme kende een grote aanhang.
Later hebben ook enige Islamitische denkers hun geloofsbeginselen op de oude Griekse denkers gebaseerd maar ook op die van Plotinus.
Uit dit denken ontstond de Onbewogen Beweger. Een denkwijze die bij nadere beschouwing eigenlijk heel mooi is vanwege de onschuld en zuiverheid die ‘God’ wordt toegeschreven.
Heel simpel gezegd: in het geval van God als Onbewogen Beweger, worden aan God geen menselijke eigenschappen toegewezen. Van Hem komt slechts alleen de aanzet tot die eigenschappen die de mens nodig heeft of nodig denkt te hebben voor zijn bestaan, geplant in het kenvermogen, de ziel, de zuivere rede of wat voor die aanzet ook ontvankelijk is.
Dat wil zeggen, dat al het aanschouwelijke weliswaar een goddelijke oorsprong heeft of kan hebben, maar niet te vergelijken of te bevatten is met het origineel, het beeld of inzicht wat God voor ogen had of nog steeds heeft. De schepping en daarmede of daardoor ook de evolutie; in mijn ogen gaan die twee namelijk hand in hand.
Zo kan je heel gemakkelijk stellen dat alles wat je zintuiglijk beleefd in oorsprong door God bestaat maar dat in principe in de huidige vorm allang niet meer zo is. Dat kan zijn door zowel positieve als negatieve invloeden.
Zo zag ik ooit een paar dagen oud eendenkuiken een volwassen meerkoet aanvallen, dat van schrik uitweek. Was dit een ontwikkelde reactie op de oeroude onderdrukking door het agressieve meerkoetenras? Was het eendenkuiken het zat door de meerkoet opgejaagd te worden? Of zat het in zijn onschuld gewoon achter een voor mij onzichtbaar insect aan en zwom het meerkoetje zich van geen kwaad bewust alleen in zijn weg? Maar de wet van de natuur zegt dat het eigenlijk wel eens kan gebeuren dat door dit voorval een eendenras ontstaat dat zich niet meer laat overheersen door meerkoeten. Een wakkergeschut ongekend kunnen.
In dit voorbeeld zou je dus kunnen zeggen dat God als de Beweger door middel van dit voorval aanzet gaf tot de ontwikkeling van een prachtig en onschuldig eendje tot een nieuw bloeddorstige eendensoort. Een soort Pitbulleend. Een ontwikkeling die God verder onbewogen zijn beloop liet. Zo kan ook het ontstaan of de scheppingen de ontwikkeling van de mens worden gezien: van onschuldige noten en zaden eter tot medeschepsel dodende en milieu vernielende soort.
Dit sluit het lot van het bestaan waaraan niet kan worden ontkomen in de zin van: God heeft het zo gewild of bedoeld, uit.
Het onschuldige karakter van een Onbewogen Beweger lijkt in eerste instantie ook het idee in te houden van een God die zich niet interesseert in de mens, maar dat ligt in de oorsprong van de gedachte toch anders.
Die Onbewogenheid ligt in de filosofie van de stoïcijnse mens volgens o.a. het denken van Plato en Aristoteles, die, volgens dit denken onverstoorbaar een doel nastreefde en zich niet af lieten leiden door narigheden, maar ook niet door buitensporigheden zoals lustgevoelens of de drang naar rijkdom of ander genot. Dat wilde niet zeggen dat als bepaalde dingen op je pad kwamen je die niet kon aanwenden om dat doel te bereiken. Het doel was om je kennis te ontwikkelen en wijsheid te verkrijgen om als het ware een afspiegeling te worden van de Onbewogen Beweger. Niet gelijk Hem, wat dat kan volgens die zelfde leer niet.
De Onbewogen beweger was De Oorsprong zonder begin en zonder einde. Ex nihilo. Niets uit niets en daardoor tevens niet te verklaren en onnodig te verklaren.
Een ontwikkeling in de Islam ging daarin nog een stapje verder: door dit karakter van God is het zelfs een zonde om te proberen God eigenschappen zoals de mens die hebben toe te schrijven als we ons niet bewust zijn van het feit dat de eigenschappen waardoor wij ons laten leiden slecht een slap aftreksel zijn van Gods zuivere karakter; en die zijn volgens de gedachte van een Onbewogen Beweger nauwelijks aan te duiden zonder afbreuk te doen aan Zijn Verhevenheid boven alle dingen. Zoals wel gezegd wordt dat geen gesproken taal, behalve de oorspronkelijke woorden van Mohammed, in staat is God te omschrijven maar, eerder afbreuk doet.
Als je jezelf probeert voor te stellen als schepper zal je al gauw vastlopen op bijvoorbeeld het rechtvaardigheidsprincipe. Je zult moeten erkennen dat oordelen op een beslist zuivere manier onmogelijk is zonder onderscheid uitspraken te doen zonder een bepaalde voorkeur te erkennen. En dat is tegen het Godsbeginsel van het zonder aanzien van enig persoon te zijn.
Het rechtvaardigheidsbegrip is een uitvloeisel van de menselijke dwalingen op allerlei gebied en waardoor een ander zich onrechtvaardig door voelt behandeld. Het zuivere karakter van elk ontstaan wat in oorsprong wordt toegewezen aan enig goddelijke oorsprong dat alles weet en volmaakt is, alleen al door het feit dat Het vanwege onze onvolmaaktheid onmogelijk kan worden aangeduid, houdt in dat het niet kan, mag of behoort te worden bezoedeld door te verlangen zich te bemoeien met onvolmaaktheden van het bestaan.
Zo kan je dus stellen dat alle menselijke eigenschappen inderdaad en altijd afbreuk doen aan alle vermeende eigenschappen van God. Het bedenken van die eigenschappen leiden onherroepelijk tot de vraag of volmaaktheid te bereiken is en daarmee ontstaat haast vanzelfsprekend de drang om beter te presteren dan een ander, bewust of onbewust. Het erkennen van God als Onbewogen Beweger zou moeten leiden tot een onbewogen mens, in die zin, dat het nagestreefde doel zuiver en ethisch verantwoord is en kan worden bereikt. Dat houdt bijvoorbeeld in dat mededogen meer is dan minzaam meeleven, maar hulp bieden zonder winstbejag of aanmoediging zonder drang naar heerschappij.
Sommige dingen kunnen er dan wel toe leiden dat je iets later je bestemming of doel bereikt, maar desondanks wel met een grotere wijsheid en ontwikkeling wat jezelf betreft maar hopelijk ook voor je naaste.
Het voorbeeld van de Barhartige Samaritaan kan onder andere ook in dit opzicht worden beschouwd. Hoewel de andere twee om verschillende redenen geen hulp boden, nam de Samaritaan ( 10:30-35)kennelijk onbezwaard voor de vooroordelen van ondermeer de Joden, onbewogen en met het karakter van de oprechte stoïcijn, notie van het lijden van zijn naaste, verzorgde hem en liet hem verpleegd achter in een herberg waarna hij zijn weg vervolgde. Het verhaal zegt niets over de gevoelens van het slachtoffer na door de Samaritaan te zijn geholpen. Ongetwijfeld zal hij dankbaar zijn geweest. Hopelijk werd hij tevens bewogen om zijn inzicht met betrekking tot de medemens en zijn kijk op het leven bij te stellen. Zo was de Samaritaan onbewogen, onbeweegbaar in de zin van standvastigheid met betrekking tot zijn doelstelling en toch het positieve andere denken van het slachtoffer in beweging zette. Dat laatste hoop ik van harte. Voor hetzelfde geldt dat hij later alsnog met grote ijver tot vervolging van de daders is overgegaan en daarmee volledig aan het werkelijke doel van zijn eigen ‘zielsheil’ voorbijging. Maar, zoals ik het begrijp, kan daar mijn in dit verhaal voorgestelde onbewogen beweger, de Samaritaan, niets aan veranderen; die was al verder op weg naar de bestemming van zijn reis.
Als je op die manier je eigen zijn met betrekking tot God kan aanvaarden, kan ik mij voorstellen dat het leven met God ondanks narigheden en problemen je een innerlijke vrede kan schenken zonder de strijd om boven een klaarblijkelijk lotsbepaling uit te komen.
Een ander aspect is de aanvaarding van tegenstellingen. Zonder te ontkennen dat kwaad en zonde op enige manier niet bestaan, kun je aannemen dat tegenstellingen niet vanzelfsprekend en in alle instanties verkeerd zijn. Vaak zijn het slechts keuzen tussen manieren om doelen te bereiken die bepaalde consequenties inhouden. Het is prettig als je altijd alle consequenties kan voorzien. Maar daar heb je het weer, dat is kennelijk alleen weggelegd voor de Onbewogen Beweger.
Echter, in bijna alle gevallen waar echt sprake is van een keuze tussen goed kwaad als tegenstelling, zullen we gevoelsmatig altijd precies weten wat ethisch verantwoord is. En dat hoeft niet direct iets te zijn op het criminele vlak.
Bijvoorbeeld: Een extreme sport zoals het stijlewandskiën, lijkt op het eerste gezicht alleen gevaarlijk voor de beoefenaar ervan. Maar hij kan weten dat er ondanks alle voorzorgsmaatregelen er een lawine kan ontstaan en hij bedolven wordt en gered moet worden. Ik herinner mij een reddingspoging waarbij de reddingshelikopter door een windvlaag tegen de bergwand werd gedrukt en verongelukte waarbij twee redders omkwamen. De skiër werd overigens bevrijd. Ook hij was eigenlijk een onbewogen beweger te noemen. In dit geval onbewogen voor de eventuele gevolgen van zijn drang naar een adrenalinekik als beweger, dat wil zeggen het in beweging zetten van alles dat tot een noodlottige afloop leidde, behalve voor zichzelf.
In dit voorbeeld is het dus duidelijk dat deze onbewogen beweger die zich liet leiden door zijn eigen hoogmoedigheid, beslist niet is te vergelijken met de Onbewogen Beweger. De skiër, in zijn drang naar bevrediging van eigen verlangens, maakte een keuze die indirect grensde aan het criminele. Dat zou je dus een slechte keuze kunnen noemen waarmee je een ander kwaad berokkent, dat wil zeggen nadeel, in dit voorbeeld met de dood tot gevolg van de twee reddingswerkers. Dus als veroorzaker van dat kwaad of nadeel, wordt je de verpersoonlijking van dat kwaad en aanleiding om aan te nemen dat kwaad zodoende bestaat.
Maar ook, aangenomen dat de skiër wel alle voorzorgen had genomen en informatie over het gebied en de toestand van de sneeuw en het ijs als verantwoord kon interpreteren kon hij toch nooit zelfs naar goddelijke maatstaven de omstandigheden overzien of voorzien, waardoor zowel de skiër als de sport op zich als bedenkelijk kan worden beschouwd.
Daar tegen over bestaat de drang om de Onbewogen Beweger, die ook wel de Zuivere Rede en Eerste Oorzaak wordt genoemd, menselijke eigenschappen te geven.
[1] Plotinus, filosoof 3e eeuw na Christus