Het Uitzicht Beperkt

 

Het gebed.

 

De een zoekt de stilte en de rust die uitgaat van een mooie plek in de natuur om te mediteren. Een ander heeft daarvoor misschien speciaal een kamer ingericht. Anderen vinden het fijn om met elkaar te mediteren. Er zijn er ook die dat doen in de vorm van een gebed, want een gebed hoeft niet per se te gebeuren naar aanleiding van een gebeurtenis of omdat het op een bepaalde tijd moet. Bidden kan ook alleen of met elkaar.

 

Toen ik een jaar of zestien was had ik een vriendinnetje dat in Overschie bij Rotterdam woonde. Ik woonde in Schiedam en moest om, in Overschie te komen, door de Spaansepolder, een weidse vlakte ten Noordwesten van Rotterdam dat toen nog een grote zandvlakte was met her en der wat moerasachtige poelen waar ik als kleine jongen veel met mijn vriendjes speelden. Op de terugweg was het meestal al donker en reed ik onder een prachtige sterrenhemel op mijn brommertje naar huis. Ik kwam dan heel vaak vanzelf in gesprek God. Althans, dat gevoel had ik dan. Ik had dan voor mijzelf een bepaalde stelling of gedachte en vroeg dan heel simpel wat Hij er van dacht. In dat kwartiertje dat die rit duurde ontstond dan een vraag en antwoord ‘spel’. Het leek een beetje als schaken met je zelf. Op het eind had ik vaak het idee dat ik een antwoord had gekregen op de vraag of de gedachte die ik had, maar tegelijkertijd het idee dat ik het eigenlijk allang wist. Vanzelfsprekend had ik in die tijd best veel vragen over allerhande zaken. Die hadden niet alleen te maken met de pubertijd en de ontwikkeling die je mee maakte en waar je in die tijd moeilijk thuis over praatte, maar toen vooral al met betrekking tot het geloof. Thuis kon dat (in mijn geval) al helemaal niet en in de kerk kreeg je natuurlijk de geijkte antwoorden.

 

Wat is het dan heerlijk om een moment voor je zelf te hebben. En ik ben er van overtuigd dat dit kan door middel van een gebed. Zo als ik al zei hoeft een gebed geen uitgesproken formule te zijn of iets wat je alleen doet voor het eten of voordat je gaat slapen. Het kan een moment zijn waarin je een gesprek aangaat met jezelf en dan tot de ontdekking komt dat je heel diep kan denken. Dat wil niet altijd zeggen dat je overal antwoord op krijgt, maar veelal wel rust en vrede of toch een bepaald inzicht dat uiteindelijk leidt tot een positieve kijk op zaken.

 

Ik heb ook gemerkt dat het gebed een moment van bezinning kan zijn. Een moment waarop je terugblikt op bijvoorbeeld de gebeurtenissen van de afgelopen dag. Het is dan belangrijk dat je probeert de dingen die gebeurd zijn tegen elkaar af te wegen en zowel van de negatieve als de positieve dingen lering probeert te trekken. Niet louter een balans opmaken. Niet denken omdat er drie dingen fout gegaan zijn en er maar een goed is gegaan, het daarom een slechte dag was. Ook niet: had ik maar dit of dat gedaan. Natuurlijk zal een teleurstelling of een tegenvaller verwerkt moeten worden en zullen er best momenten van verdriet zijn om verkeerd genomen beslissingen. Maar juist door het gebruiken van het gebed als een meditatiemoment kan het gebeuren dat ondanks het verdriet en de teleurstelling de innerlijke kracht van het onderbewustzijn bereikt wordt. En dan zal je merken dat de zielskracht tot het verstand gaat spreken en zal aanmoedigen tot verstandige overwegingen van de mogelijkheden die er zijn en te komen tot een positieve kijk op zaken. Je zult ook merken dat je haast vanzelf gelukkiger kan zijn met jezelf.

 

De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen heeft een interessante leerstelling met betrekking tot de Goddelijke oorsprong van het zijn. Die staat in een van hun andere schrifturen bekend als de Leer en Verbonden.

 

‘De heerlijkheid Gods is intelligentie’ (L&V 93 vers 36)

 

  1. Een element dat altijd bestond en het
  2. geeft leven en licht aan alle dingen in het universum, ook de geestelijke schepping(en).
  3. Licht der waarheid is wat wij kunnen vinden in God en onze
  4. kinderen behoren te onderwijzen

 

Volgens deze leerstelling moeten wij trachten licht en waarheid te leren onderscheiden van de tegenstrijdige ervaringen die wij zintuiglijk beleven.

 

Men zegt dat de mens maar 10% van zijn hersencapaciteit gebruikt. Dus van 100% capaciteit gebruiken wij maar een tiende gedeelte om in geestelijke zin goed van kwaad en licht van duisternis te kunnen onderscheiden. Van wat wij leren in de schriftuur is die 10% kennelijk genoeg om onze weg terug te vinden naar God. Maar een heel groot deel van die 10% gebruiken we ook voor dagelijks gebruik. Voor ons werk, op school, het huishouden, het verkeer, gesprekken, het herkennen van dingen, kortom al die dingen die je haast vanzelfsprekend dagelijks doet, beleeft of zelfs overdenkt.

 

De dingen die empirisch zijn en zintuiglijk waargenomen worden, worden door ons gewoonlijk en vanzelfsprekend als waarheid beschouwd. Wat God dan ook moge zijn, de kracht die bedoeld wordt met Zijn intelligentie is niet dat wat waarmee we waarnemen in de dagelijkse beeldvorming maar de oorzaak die het mogelijk maakt om die waarnemingen te doen. Hiermee bedoel ik niet hoe het komt dat men iets ziet, hoort of voelt, maar hoe het komt dat het mogelijk is de dingen te denken zoals ze zijn voordat ze bewezen zijn. Als je aan een bal denkt neem je aan dat die rond is maar niet vanzelfsprekend rood. Het feit dat de bal rond is, is een door jarenlange waarneming een a-priorische gedachte geworden, dat neem je vooraf als vanzelfsprekend aan. Als iemand zegt: bal, dan denken we automatisch, noem het intuïtief, rond. Dat de bal rood is niet vanzelfsprekend. Dat zie je pas als je hem ziet. Dat noemt men een a- posteriorische gedachte ofwel een beeldvorming of gedachte die ontstaat door directe waarneming.

 

De gedachte dat (Goddelijke) intelligentie licht en waarheid zou zijn en ook in oerstof bestaat, zou kunnen betekenen dat een dergelijk soort intelligentie een zelfstandig karakter heeft en met unieke eigenschappen. Dus niet zoals het verstandelijke vermogen van de mens maar het vermogen om als zelfstandige eenheid, eventueel in samenhang met andere intelligenties (oerstoffen) tot creatie van dingen over te gaan, al of niet aangestuurd door een daar bovenstaande vormgever. Het zou kunnen dat een vormgever de intelligentie(s) aanstuurt (creatie) zich te ontwikkelen, maar hun de vrijheid geeft zich te ontwikkelen in hun soort of naar behoeften die ontstaan door veranderende omstandigheden (evolutie).

 

Stel nu dat de oeroorsprong van Goddelijke aard en intelligentie is en dat die een deel is van het zijn als mens, dan moet het mogelijk zijn die terug te vinden en er een beroep op te doen. Als dat lukt, kan het niet anders zo zijn dat je dan bijzondere ervaringen zult hebben, weliswaar van heel persoonlijke aard.

 

Zoals meditatie kan leiden tot het ervaren van innerlijke rust en vrede, denk ik dat de op God vertrouwende mens de oorsprong van zijn zijn kan vinden door middel van het gebed, waarmee en waarin je streeft naar een één zijn met het Goddelijke in je. Een dergelijke ervaring behoort dan niet meer tot de empirische zekerheden van de wereld, dat wil zeggen, dat wat de mens door middel van zijn zintuigen kan waarnemen.