Het Uitzicht Beperkt
Wie, wat, waar…
Allereerst zou je jezelf af moeten vragen of het belangrijk is om te proberen om er achter te komen wie, wat of waar God is. Ook ik heb geprobeerd de aard van God te ontdekken. Maar daar kom je gewoon niet achter. Behalve dan dat wat je in de Bijbel over Hem leest en de kerk je onderwijst.
In Genesis 1 vers 27 staat:
‘En God schiep den mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze.’
Hieruit wordt verondersteld dat wij er uitzien zoals God. Maar het kan ook anders gelezen worden. Met ‘…naar het beeld van God…’ kan ook bedoeld worden hoe Hij zich voorstelde hoe de mens er uit zou moeten zien. Zoals een architect een prachtig bouwwerk ontwerpt en laat uitvoeren en aan het eind van elke fase ziet dat het goed is gegaan en de uiteindelijke voltooiing van het hele project volgens het beeld (voorstelling) dat hij ervan had is bereikt en dat daarna viert met een welverdiende vakantie.
De allereerste filosofen gingen er weliswaar al van uit dat er zoiets als een of meerdere Goden moest bestaan, maar zij gingen er niet allemaal zondermeer van uit dat die er uitzag of zagen als wij, integendeel[1]. Sommigen vonden wel dat er zoiets als een God moest zijn, maar ook in de oudheid waren er al die vonden dat de schepping net zo goed door een spontane botsing van materie heeft kunnen gebeuren die men tegenwoordig de oerknal noemt.
Zo zijn er die uit de zinsnede dat Hij ‘alzo man en vrouw’ schiep veronderstellen dat Hij, God, onzijdig zou zijn. Maar uit het vers ervoor blijkt dat Hij niet alleen was. Er staat:
‘En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis’ (Genesis 1 vers 26)
Nu willen de kerkvaders ons laten geloven dat de schepping enkel een mannen aangelegenheid was, maar dat hoeft natuurlijk niet per se zo te zijn. In Genesis.6 vers 1, 2 en 5 staat:
‘En het geschiedde, als de mensen op den aardbodem begonnen te vermenigvuldigen, en hun dochters geboren werden,
Dat Gods zonen de dochters van de mensen aanzagen, dat zij schoon waren, en zij namen zich vrouwen uit allen, die zij verkozen hadden.
En God zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was.’
Uit deze teksten kan je verschillende gedachten uit filteren:
- Gods heeft het over ons en was dus niet alleen.
- Als God zonen had, dan zal Hij ook een vrouw en dochters hebben gehad.
- Als de Goden uit mannen en vrouwen bestonden, dan is het niet aannemelijk dat God onzijdig was, dat wil zeggen: man en vrouw tegelijkertijd.
- Maar ook dat Gods zonen bepaalt geen positieve invloed hebben gehad op de ontwikkeling van de mens in die tijd.
Als je het scheppingsverhaal zo bekijkt, lijkt het logische dat de Scheppers ook iets hebben geschapen naar hun gelijkenis. Voor de reden waarom Zij de mens en wereld hebben geschapen lopen de meningen uiteen:
- Het lichaam van de mens is geschapen als de drager van de geest.
- Het lichaam is om zintuiglijke ervaring op te doen en door loutering tot Godsbesef te komen.
- Vormgeving aan intelligentie om gelijk de Goden te worden.
- Een uit de hand gelopen exercitie.
Dan is daar nog de denkwijze dat God helemaal geen lichaam heeft, maar er gewoon is, zonder vorm, oneindig en alom aanwezig, onveranderlijk en volmaakt in wezen en denken.
Over het algemeen wordt de tekst uit Genesis 1, vers 26:
‘En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis’
letterlijk genomen.
Met deze woorden lijkt het in elk geval uitgesloten dat wij er anders uit zouden zien of dat de Goden in vergelijking met ons een soort Star Track wezens zouden zijn, met rare of helemaal geen oren, of bobbeltjes op hun voorhoofd.
De gedachte, die van een vormeloos alom aanwezige levensvorm, hoeft niet per se onmogelijk te zijn. Ik kan mij zo voorstellen dat in een andere dimensie het lichaam niet dezelfde kwaliteiten heeft zoals wij vanzelfsprekend vinden.
Heel bijzonder is de visie hierop van Emanuel Swedenborg. Een Zweedse filosoof uit de achttiende eeuw die bekend staat om zijn inzicht in de geestenwereld. Hij is van mening dat de dimensie van de geestenwereld geen abstractie is, maar een realiteit die alom aanwezig is en die zich af en toe aan de mens openbaard. De filosoof Immanuel Kant daarentegen, die het werk van Swedenborg met betrekking tot het bovenzinnelijke uitgebreid heeft bekritiseerd, zegt in principe dat, wat niet bewezen kan worden of zintuiglijk aanschouwbaar is, niet als vanzelfsprekend aangenomen kan worden. Hij probeert daar en tegen het bestaan van de mogelijkheid van het beleven van bovenzintuiglijke ervaringen door middel van de zuivere rede te verklaren.
Ik ga er van uit dat alles wat we waarnemen, zintuiglijk en geestelijk, beiden van stoffelijke aard is, maar dat die, wat wij geestelijke waarnemingen noemen, een andere materie laten zien die zich vooralsnog niet laat bewijzen. Het een empirische terwijl het andere metafysisch. Een van de reden daarvoor zou kunnen zijn dat de manier waarop wij onze hersenen gebruiken, niet toelaat het bovenzinnelijke ook als empirische begrip te herkennen.
Als je onbekend bent met de principes van de werking van een computer en je probeert bijvoorbeeld wat aan het systeem te veranderen, krijg je heel snel de waarschuwing dat de mogelijkheid bestaat dat daarna het een en ander niet meer werkt. Je kunt er dan ook maar beter van af te blijven.
Ingeval het een Goddelijke basis heeft, zou je ook aan kunnen denken dat God zelf niet toestaat dat het bovenzinnelijke toegankelijk is zonder dat daar een zuivere gemoedstoestand tegenover staat. In 1 Korintiërs 9 vers 10 staat:
‘Weet u niet dat wie onrecht doet geen deel zal hebben aan het koninkrijk van God? Vergis u niet. Ontuchtplegers noch af Godendienaars, overspeligen, schandknapen noch knapenschenders, dieven noch geldwolven, dronkaards, lasteraars noch uitbuiters zullen deel hebben aan het koninkrijk van God…’
Hier wordt onomwonden gezegd dat genoemden het koninkrijk van God wordt ontzegd. Jammer, maar helaas. De dame onder aan de trap van de Metro in Rotterdam Zuid zou ook in bovengenoemde gevallen waarschijnlijk moeite hebben haar vrome vriendelijkheid te behouden en een dringende oproep tot bekering doen. Psalm 24 vers 3,4 klinken wat vriendelijker maar spreken niet te min voor zich zelf:
‘Wie mag de berg van God bestijgen, wie mag staan op zijn heilige plaats?’
‘Wie reine handen heeft en een zuiver hart, zich niet inlaat met leugens…’
Je hebt gewoon geen toegang tot die ‘wereld’, de wereld van het bovenzinnelijke. Hiermee bedoel ik dan natuurlijk die sfeer, waar wij denken dat God zich zou kunnen bevinden en dan denk ik niet aan het oproepen van geesten via een of ander medium. Toch zijn ook dit waarnemingen die door velen als waar worden aangenomen.
Naar mijn mening echter wordt het vinden van Goddelijke waarheden alleen bereikt door middel van een zuiver en oprecht verlangen. Dan zal het ook mogelijk zijn om onbevangen ‘de berg van God (te) bestijgen’ en vanuit het zuivere onderbewustzijn tot communicatie met de of het Allerhoogste te komen.
Tegelijkertijd blijft een dergelijke ervaring strikt persoonlijk. Je kunt er van uit gaan dat iemand anders jou (of de ervaring) toch wel een tikkie vreemd zal vinden zolang zij zelf niet in staat zijn die zelfde ervaring te hebben. Dat hoef je er natuurlijk niet van te weerhouden er met ander over te spreken.
Het lichaam is niet alleen de substantie waarvan we weten dat het opgebouwd is. Er is meer. Toen ik verkering had, zorgde ik dat ik vrijdags rond een uur of zes bij de bloemenwinkel was waar mijn (nu) vrouw werkte. Ik kocht dan altijd een mooie orchidee, een Cattleya, dat was haar lievelingsbloem. Als ze klaar was met werken, liepen we samen naar de Bonaventurastraat waar zij woonde, vijf minuutjes lopen aan de overkant van de Pleinweg in Rotterdam Zuid.
Op een keer was ik een beetje laat en zij was net naar huis. De baas was er nog wel en ik kon wel een orchidee voor haar kopen. Ik liep snel naar huis en bij de Pleinweg zag ik haar aan de overkant lopen. Het voetgangers stoplicht stond op rood, dus moest ik wachten. De Pleinweg is een brede vierbaansweg en in de spits heel erg druk. Het liefst had ik naar haar toe willen rennen, maar dat kon niet en roepen had door herrie van het verkeer ook geen zin. Net voordat ze de hoek om zou gaan draaide zich om en zwaaide naar me. Ik had niet geroepen of gefloten, maar zij zei dat ze mij haar naam had horen roepen.
Een paar jaar daarvoor, toen ik nog in Zweden werkte, heb ik eens tijdens het afbreken van een stelling een scharnierende ijzeren paal van een meter of tien tegen mijn hoofd gehad. Ik raakte buiten bewustzijn. Een week later kreeg ik van mijn moeder een briefje waarin ze vroeg wat er gebeurd was. Zij had mij horen roepen.
Door ondermeer deze gebeurtenissen en als bijvoorbeeld het voorval met de leeuw in mijn kinderjaren, ben ik ervan overtuigd dat de geest los van het lichaam tot bijzondere dingen in staat is. Ik denk dan bijvoorbeeld ook aan mensen die tijdens een operatie een uittreding gehad hebben en toekeken op hun eigen behandeling. Of het verhaal van de man dat ik ooit las in de die met zijn stervende vriend had afgesproken zich na zijn dood te melden door middel van het bewegen van de lamp in de huiskamer, om zo te laten weten dat het goed met hem was. En dat gebeurde ook. Daaruit zou je op kunnen maken dat, al lijken geest en lichaam een geheel te vormen, de geest zich afzonderlijk van het lichaam kan manifesteren en dat na constatering van het niet meer functioneren van de hersenen (hersendood), de geest nog (ergens) is en zich ook kan manifesteren.
Alle materie bestaat uit atomen die op de een of andere manier met elkaar verbonden zijn. Het is maar hoe ze elkaar wel of niet afstoten waardoor dingen ontstaan die we op de een of andere manier zintuiglijk kunnen waarnemen. Veelal wordt dat empirische waarneming genoemd. Dat soort waarneming is altijd a-posteriori. Dat wil zeggen, je ziet of voelt het. Ook als je iets hoort en naar aanleiding daarvan denkt en kunt bepalen is a-posteriori.
Maar wat nu als iets een transcendente waarneming lijkt. Een dergelijk waarneming wordt algauw als een hersenspinsel bestempeld, hoewel je zeker weet het te hebben beleefd. En al zouden het hersenspinsels zijn, waarom laten de hersenen die toe? Zoals ik al eerder schreef zijn lijken veel ‘dromen’ inderdaad nergens op te slaan. Toch zijn er vele boekwerken waarin zelfs de oninteressantste onderdelen van een droom een rede toe worden geschreven. Over dromen is verder in dit boek een apart hoofdstuk gewijd.
[1] Xenophanes, filosoof. Leefde tussen ± 570 tot ± 470. Hij dacht over God als volgt: 1 Er is maar een God, 2 God heeft wel een lichaam, maar niet van een mens, 3 Hij hoeft zich niet noodzakelijk te kunnen bewegen, 4 Hij beweegt en handelt door denken, 5 Is volmaakt in zijn handelen, 6 Is eeuwig, 7 Is ook moreel volmaakt.