Kerstverhaal van Annette
Ik wil eens proberen om een kerstverhaal te schrijven. Ik weet natuurlijk nog niet of het lukt, maar ik heb vast een ding om mee te beginnen, namelijk SNEEUW! Zelf heb ik heb nauwelijks een witte kerst beleefd, maar sneeuw en kou horen nou eenmaal gewoon bij kerst. Dus mijn verhaal begint.
Hoewel niemand het meer verwacht had, begon het twee dagen voor kerstmis te sneeuwen zoals het nog nooit gesneeuwd had. De sneeuw bereikte de vensterbanken van de huizen en de mensen keken bedrukt naar buiten want de meesten moesten nog even wat boodschappen doen, maar hoe kon je hier nu door!!!
Toen de sneeuw tot aan de bovenranden van de buitendeuren stond hield het eindelijk op. De wereld zag er schitterend uit, maar dat konden alleen de mensen zien die in flats woonden want de anderen konden niet uit het raam kijken.
Maar hoe nu naar buiten? Mensen belden elkaar op: "Hoe doe jij dat? Hoe krijg jij de deur open? Hoe ga jij naar buiten?"
Gelukkig was er één slim persoon. In een gemeenschap is er meestal wel één die slim is. Het is niet veel maar we moeten het er mee doen.
Die slimme persoon zei: “neem je haardroger, doe die door de brievenbus en de warme lucht laat de sneeuw smelten.”
Oh, wat een oplossing! Behalve dan natuurlijk voor alleenstaande kale mannen, die hadden natuurlijk geen haardroger!! En het aantal kale mannen, al dan niet alleenstaand groeit gestaag dus zaten er ook nog wat mensen duimen te draaien.
De slimme persoon had niet gezegd om een dweil voor de deur te leggen want sneeuw dat smelt wordt water en veel sneeuw wordt veel water, maar de slimme persoon dacht dat de mensen wel slim genoeg waren om dat zelf te verzinnen. Not dus.
Maar goed, al snel konden de deuren open en mensen gingen lange snoeren zoeken en verbonden ze met elkaar. Ieder voor zich naar zijn eigen huis, niet met elkaar natuurlijk, maar zo slim waren jullie wel om dat te begrijpen, en ze bliezen zich met de warme lucht een pad naar de winkels toe.
Al snel zag je in het centrum van het dorp, op cruciale punten enorme hopen snoeren. Heen ging nog wel, je snoer ging gewoon over de andere snoeren. Maar nu terug! Wie het eerste over het kruispunt was was ook het eerste klaar en moest zijn snoer uit die wirwar zien te krijgen want die snoer lag onderop. Bovendien waren de snoeren allemaal aan elkaar vastgevroren. Het werd een getrek en gescheld en gevloek en de hele kerstsfeer was mijlenver te zoeken, en iedereen had ook nog eens koude handen en voeten omdat alles zolang duurde.
Daar kwam een meisje met een paar flinke moonboots aan en een hele warme jas en in haar handen had zij zwavelstokjes. Gewoon lange lucifers maar dat klinkt niet zo kerstmisachtig en er was al niet veel meer, dus voor de sfeer noemen wij dit zwavelstokjes, dat is onze bijdrage voor deze moeilijke kerst.
Het meisje keek even naar het gedoe en geschreeuw en vroeg wat er nou eigenlijk aan de hand was. Voor iemand iets kon uitleggen was er een niet zo slimme man die de zwavelstokjes uit het meisje haar handen rukte, aanstak en tussen de snoeren hield om ze te ontdooien.
BOEM…. En de hele stad lag in duisternis. Er waren snoeren opengesmolten, in aanraking met het smeltwater gekomen en nog wat dingen die ik ook niet begrijp maar daarom nog wel gebeurde.
De mensen keken elkaar verschrikt aan, maar zagen niks want er was geen licht. “Laten we maar naar huis gaan,” zei iemand.
Gelaten droop de menigte af, behalve het meisje zonder zwavelstokjes. Gelukkig had ze nog een paar reserve stokjes in haar binnenzak en ze ging aan het werk.
Omdat ze ooit jaren buiten gewoond had wist ze wat ze kon doen. Ze bouwde van de sneeuw een…. Iglo, groef hier een daar een houten hekje of iets dergelijks op en bouwde een mooi kampvuur.
De mensen in de huizen bemerkten al snel dat ze allemaal in een verkeerd huis zaten. Want ja, als je door loopgraven van sneeuw in het donker loopt, zonder herkenningspunten, dan ga je snel verkeerd.
In de huizen was het ook donker, telefoons om hulp te bellen deden het niet omdat ze geen stroom hadden en de mobieltjes waren leeg door de kou en de nattigheid. CV ketels deden het niet en het was bitterkoud binnen.
Zo waren er ook niet zo slimme mensen die wat meubels namen of ander brandbaar materiaal om een vuurtje te maken in huis. Het was immers toch niet hun huis en het waren niet hun eigen spullen, dus wat was het bezwaar. Maar ja, dat was dus niet slim en al snel stond een groot deel van de stad in lichterlaaie.
Zo slenterden de mensen als mislukte kerstkalkoenen door het dorpje. Daar zagen ze een lichtje, ze gingen erheen en kwamen bij de iglo van het meisje met en soms zonder zwavelstokjes. Ze zat bij het kampvuur voor de ingang en zat een beetje te lezen.
“Mogen wij bij je komen zitten?” vroegen de mensen.
“Natuurlijk", zei het meisje, "maar wel buiten, want ik lees net dat er voor Hen Lieden geen plek in de stal was. Dus jullie zijn de Hen Lieden, maar ik zal voor jullie zorgen.”
De Hen Lieden vonden alles goed als ze het maar warm kregen en dat kregen ze, ze ontdooiden van buiten en ook een beetje van binnen. Want vuur, mits beheerst, heeft magische krachten. Er waren Hen Lieden die wilden overdrijven en wat bomen wilden omhakken voor nog meer vuur, maar daar kwamen de Bomenridders tegen in opstand. En terecht, er lag genoeg in de half afgebrandde huizen.
Het meisje met en soms zonder zwavelstokjes leerde de Hen Lieden om ook iglo’s en mooie kampvuurtjes te maken en heus, het werd gezellig.
De Hen Lieden vroegen aan het meisje wie ze toch was en waar ze woonde.
Het meisje vertelde dat ze overal en nergens woonde. Dat ze eeuwen geleden al met haar grootmoeder naar de hemel was vertrokken omdat de mensen het te druk hadden om zich om haar te bekommeren. Ze vertelde dat ze af en toe naar de aarde kwam als er iets bijzonder gebeurde, zoals deze enorme sneeuw.
“Ach", zei ze, "ik zie wel dat jullie je huizen en je spullen kwijt zijn, maar eigenlijk heb je niet veel nodig om gelukkig te zijn. Een warme omgeving, wat eten en geen televisie of mobieltje. Dat maakt een mens gelukkig. Een beetje aandacht voor elkaar, een vriendelijk woord, heus, daar heb je veel meer aan".
“En een laptop", riep iemand.
“Een laptop? Waarvoor een laptop? Je kunt heel goed zonder.”
“Nee, antwoordde de slimme mens die er ook bij was komen zitten: “een laptop is nodig om verhalen zoals dit te kunnen verspreiden.”
“Ja, dat is zo, vooruit dan maar. En verder… blijf vannacht in je iglo morgen kan alles weer anders zijn".
En dat was het. Het was gaan dooien en het water stond een meter hoog in de straten, maar de mensen waren zo warm van binnen dat ze al zwemmend hun huizen opzochten. De huizen die nog overeind stonden. Daar werden de open haarden aangestoken en de mensen die geen huis meer hadden mochten bij hen die het wel hadden. Zij werden even weer Hen Lieden voor wie wél plekken in de stal waren.
Ze vierden gezamelijk Kerstfeest, het Ere zij God klonk tot in de hoogste hemel. Na de kerst hielpen de mensen elkaar om het dorp weer op te bouwen. Het was een bijzonder dorp, zonder antennes en zonder mobieltjes. Iedereen zei elkaar gedag, niemand liep met zijn hoofd naar beneden als een zombie door het dorp. Het was een gelukkig dorp en af en toe als de mensen naar de hemel keken zagen ze het meisje met en soms zonder zwavelstokjes naar hen zwaaien en werden hun harten nog warmer dan ze al waren.
O ja, ze leefden nog lang en gelukkig.
Annette